4H Vragend voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Bonjour

4H

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

1. Explication 'le pronom interrogatif'

2. Luistervaardigheid CITO (video)

3. Parler ex. 28

Op welke manieren kun je een zin vragend maken in het Frans?

Welke vraagwoorden ken je in het Frans?

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

Het Frans kent 3 manieren om een zin vragend te maken.

Tu vas partir.

1. Vraagteken erachter zetten

Tu vas partir ?

   2. Zet est-ce que voor de zin

Est-ce que tu vas partir?

   3. Inversie: draai onderwerp en persoonsvorm om

Vas-tu partir?

Maar hoe maak je vragen met vragend voornaamwoorden? 

thiememeulenhoff.bbvms.com

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

De plaats van het vraagwoord - zinsvolgorde

Wanneer je het vraagwoord vooraan in de zin zet, heb je twee mogelijkheden:

 1. Vraagwoord vooraan + werkwoord + onderwerp (inversie)

    Où vas-tu?

 2. Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + werkwoord

   Où est-ce que tu vas?

Wanneer je het vraagwoord achteraan in de zin zet, heb je één mogelijkheid:

 1. Onderwerp + werkwoord + vraagwoord

    Tu vas où?

Welke vraag is grammaticaal NIET correct?

1. Tu vas où ?
2. Où est-ce que tu vas ?
3. Où vas-tu ?
4. Vas-tu où ?

Welke vraag is grammaticaal NIET correct?

1. Quand elle est partie ?
2. Elle est partie quand ?
3. Quand est-ce qu'elle est partie ?
4. Quand est-elle partie ?

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

WIE

Als wie het onderwerp is, gebruik je qui of qui est-ce qui.

Qui est ton prof préféré?                       Wie is je favoriete leraar?

Qui est-ce qui est ton prof préféré?     Wie is je favoriete leraar?
 

Als wie het lijdend voorwerp is, gebruik je qui + inversie of qui est-ce que 

Qui as-tu vu ?                                        Wie heb je gezien? 

Qui est-ce que tu as vu ?                       Wie heb je gezien?

Welke vorm van 'qui'?
.... a-t-elle rencontré ?

1. Qui
2. Qui est-ce qui
3. Qui est-ce que

Welke vorm van 'qui'?
.... est ton meilleur ami ?

1. Qui
2. Qui est-ce qui
3. Qui est-ce que

Welke vorm van 'qui'?
.... tu as rencontré ?

1. Qui
2. Qui est-ce qui
3. Qui est-ce que

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

WELKE

Het vraagwoord welke vertaal je met een vorm van quel. Er zijn 4 vormen.
Kijk hierbij, net als lidwoorden en bezittelijk voornaamwoorden, naar het zelfstandig naamwoord waar het over gaat. 

Quel garçon ?                             Welke jongen?

Quelle fille?                                Welk meisje?

Quels profs ?                              Welke leraren?

Quelles tomates?                       Welke tomaten?

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

WAT (1)

Als je na wat een vorm van 'zijn' gebruikt én een zelfst. nmw., gebruik je quel + een vorm van être.

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

WAT (2)

Staat er na wat géén vorm van 'zijn' + zelfst. nmw.? Kijk naar de functie in de zin.

Is wat onderwerp? Gebruik qu'est-ce qui.

Is wat lijdend voorwerp? Gebruik que/qu' gevolgd door inversie of est-ce que.

Welk Frans vragend voornaamwoord past?
(Wat) tu regardes à la télé ?

1. Qu'est-ce que
2. Qu'est-ce qui
3. Quels
4. Que

Welk Frans vragend voornaamwoord past?
(Wat) sont tes hobbies ?

1. Qu'est-ce que
2. Qu'est-ce qui
3. Quels
4. Que

Welk Frans vragend voornaamwoord past?
(Wat) ne va pas ?

1. Qu'est-ce que
2. Qu'est-ce qui
3. Quels
4. Que

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

Samenvatting

	Onderwerp	Lijdend voorwerp	Voorzetsel
Wie	Qui Qui + est-ce qui	Qui + inversie Qui + est-ce que	Voorzetsel + qui + inversie Voorzetsel + qui + est-ce que
Wat	Qu' + est-ce qui	Que + inversie Qu' + est-ce que	Voorzetsel + quoi
Wat + vorm van zijn + zelfstandig naamwoord	Quel(le)(s) + vorm van être

	Wie
	Waarom
Qu'est-ce que
	Waar
Quand
	Hoe

De vraagwoorden

Qui

Pourquoi

Wat

Wanneer 

Où

Comment

Comment tu t'appelles?

Comment est-ce que tu t'appelles?

Tu t'appelles comment?

gewone volgorde + vraagwoord

vraagwoord + gewone volgorde

vraagwoord + est-ce que + gewone volgorde

Welk Frans vragend voornaamwoord past?
À (wie) tu donnes le stylo ?

1. qui
2. qui est-ce qui
3. qui est-ce que
4. quoi

Welk Frans vragend voornaamwoord past?
À (wie) donnes-tu le stylo ?

1. qui
2. qui est-ce qui
3. qui est-ce que
4. quoi

Welk Frans vragend voornaamwoord past?
Avec (wat) il part ?

1. qui
2. qui est-ce qui
3. qui est-ce que
4. quoi

Maintenant je comprends tout!
Nu begrijp ik alles!

OUI!!

NON

UN PEU

Samen een interview lezen

Tekst havo examen

'Zaz est admirée dans le monde entier'

Zaz est admirée dans le monde entier

5 D

6 Mais selon

7 A

8 B

Partie 4

- Grammaire III (U3): vragend voornaamwoorden

- Interview Zaz

Interviewvragen!

Antwoord geven op gestelde vragen van interviewer + zelf vragen bedenken

Les devoirs

Vendredi le 3 février: leren voc. Ecouter (U3) + werkwoorden op -ir, boire, connaitre, devoir en recevoir

Lundi le 6 février: maak de oefenluistertoets in Woots

Vendredi le 10 février: LUISTERTOETS!