Oefen voor de toets - cambiumned



Oefen voor de toets -  cambiumned


1 Planning en agenda
2 Quizje
3 Cambiumned tips

























m.marinus@singelland.nl



4 Zelfstandig werken
5 Afsluiten met Plenda!



Welkom!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les



Oefen voor de toets -  cambiumned


1 Planning en agenda
2 Quizje
3 Cambiumned tips

























m.marinus@singelland.nl



4 Zelfstandig werken
5 Afsluiten met Plenda!



Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je redelijke taal gebruikt.

Slide 2 - Quizvraag

Een zin in de directe rede begint altijd met een
A
dubbele punt
B
aanhalingsteken
C
kleine letter

Slide 3 - Quizvraag

Directe rede
Welke is goed?

A
Tessa vroeg, heb jij die tas gepakt?
B
Tessa vroeg: Heb jij die tas gepakt?
C
Tessa vroeg: 'heb jij die tas gepakt?'
D
Tessa vroeg: 'Heb jij die tas gepakt?'

Slide 4 - Quizvraag



Wat is hier de directe rede?
A
Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
B
Hij zei dat het niet gebeurt.
C
De man zegt van niet.
D
Iedereen zegt dat ze het willen.

Slide 5 - Quizvraag

Ik las in de boeken dat we geen reisje meer konden boeken.
A
homoniem
B
homofoon

Slide 6 - Quizvraag

Komma
A
Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft de griep.
B
Janneke het leukste meisje uit de klas, heeft de griep.
C
Janneke, het leukste meisje uit de klas heeft de griep.

Slide 7 - Quizvraag

Apostrof of niet?


A
Karins handtas
B
Karin's handtas
C
Karins' handtas
D
Karins's handtas

Slide 8 - Quizvraag

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 9 - Quizvraag

apostrof
A
opas glas
B
opa's glas

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een homofoon?
A
een tegenovergestelde
B
één woord met meerdere betekenissen
C
één betekenis voor meerdere woorden
D
woorden met dezelfde klank, maar anders geschreven

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de betekenis van het prefix "homo-" bij de volgende woorden?


homofoon, homofobie, homofiel, homogeen
A
tegen
B
tussen
C
hetzelfde
D
super

Slide 12 - Quizvraag

Apostrof?
65+ + er
A
65+-er
B
65+'er
C
65+er

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

Slide 15 - Tekstslide

Wat?
Cambiumned.

Hoe?
In learnbeat. Luisteren mag ook, alleen dan wel met oordopjes.
Hulp
Je mag me altijd vragen stellen.
Tijd
Tot aan een paar minuten voor het einde van de les.
Klaar?
Laat maar weten. Meer cambiumned.

Zelfstandig werken

Slide 16 - Tekstslide

Agenda - Plenda
Huiswerk:
Oefen zoveel je wil in cambiumned.nl




Slide 17 - Tekstslide