4.3 genitive and word order

4V 4.3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4V 4.3

Slide 1 - Tekstslide

Genitive (bezit)


duidt bezit aan/geeft aan bij wie of wat iets hoort
Genitive (bezit)

Slide 2 - Tekstslide

Genitive

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik van de genitive

De genitive wordt gebruikt om bezit aan te duiden:

  • Patrick’s family
  • my mother's hands
  • his father's eyes

Slide 4 - Tekstslide

Genitive
Bij woorden in het meervoud schrijf je s’

The musicians’ instruments
Strauss’ dance music

Slide 5 - Tekstslide

Genitive of

zaken, hoeveelheden, aardrijkskundige namen 

The roof of the house.
The capital of England.


Slide 6 - Tekstslide

Genitive (p. 70) 
's
bij personen(enkelv), plaats(geen naam gebouw), tijd, namen
The boy's bike.
We'll got to Peter's.
It's an hour's walk.
James's girlfriend
This is New York's most famous building
s'
bij meervoud -s
bij klassieke oudheid (namen)
The boys' bikes.
A three hours' drive.
Socrates' idea
of
bij zaken, hoeveelheden, aardrijkskundige namen
the brakes of a bike
a cup of coffee
the city of New York

Slide 7 - Tekstslide

In the test
Give the correct English genitive for the words between brackets. Use ‘s, ‘ or of.

1. (Het licht van de lamp) cast a dark shadow behind the counter.
2. We found out that the convention was (een uur lopen) from the train station.
3. That doll isn’t his, it’s (van zijn zus).
 

Slide 8 - Tekstslide

(Het licht van de lamp) cast a dark shadow behind the counter.

Slide 9 - Open vraag

2. We found out that the convention was (een uur lopen) from the train station.

Slide 10 - Open vraag

3. That doll isn’t his, it’s (van zijn zus).

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

OrGeLManPreT

Slide 13 - Tekstslide

Word order
Wie? Doet? Wat? Met/Voor wie? Waar? Wanneer? 

onderwerp - werkwoord(en) - lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp - plaats - tijd 

Vaste volgorde Engelse zinnen! 

Slide 14 - Tekstslide

Word order
Plaats bijwoorden van onbepaalde tijd (bijv. always, never, usually, often):

- 1 werkwoord, niet vorm van 'to be'? Voor het werkwoord.
             He often walks to school. 
- meerder werkwoorden? Na eerste hulpwerkwoord
             They are always complaining. 
- 1 werkwoord, vorm van 'to be'? Na het werkwoord
             He is usually late. 
- vragende zin? Na het onderwerp 
            Do you always talk while watching a movie? 

Slide 15 - Tekstslide

Word order
Bij korte bevestigende zinnen met 'so' of 'neither' zet je wél het onderwerp na het werkwoord.

I like watching movies. - So do I. 
They don't enjoy going out to dinner. - Neither do we. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

word 1
word 2
word 3
word 4
word 5
word 6
word 7
singing
song
now
a
he
is
new

Slide 18 - Sleepvraag

word 1
word 2
word 3
word 4
word 5
I
like
not
Mondays
do

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Link

word 1
word 2
word 3
word 4
word 5
word 6
word 7
usually
cats
do
night
sleep
at
not

Slide 21 - Sleepvraag

word 1
word 2
word 3
word 4
word 5
word 6
skating
in the morning
grandmother
goes
never
his

Slide 22 - Sleepvraag