In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 2
Transport
Binastabellen: 84A-H, 84N, 84O
Slide 1 - Tekstslide
Basisstof 1
Open en gesloten bloedsomloop
Enkelvoudige en dubbele bloedsomloop
Hart voor en na geboorte
Slide 2 - Tekstslide
Open bloedsomloop
Gesloten bloedsomloop
Slide 3 - Tekstslide
Enkelvoudige bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Amfibie
Reptiel
Slide 6 - Tekstslide
Voor geboorte
Na geboorte
Slide 7 - Tekstslide
Goedemorgen V6!
Doe je telefoon in de tas en leg je boeken op tafel.
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen deze week
- Je kunt beargumenteren wat gezonde voeding is en wat de gezondheidsrisico’s zijn van ongezonde of van te veel voeding
- Je kunt verschillende circulatiesystemen bij eukaryoten herkennen en de functies van een bloedsomloop benoemen
- Je kunt de embryonale bloedsomloop van de mens beschrijven en verschillen en overeenkomsten aangeven met de bloedsomloop na de geboorte
Slide 9 - Tekstslide
Welke vorm van cholesterol wordt ook wel 'gezond' genoemd?
A
HDL
B
LDL
Slide 10 - Quizvraag
Is deze bloedsomloop open of gesloten? En enkelvoudig of dubbel?
A
Open, enkelvoudig
B
Open, dubbel
C
Gesloten, enkelvoudig
D
Gesloten, dubbel
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Leerdoelen deze week
- Je kunt de delen van een hart noemen met hun functies en kenmerken
- Je kunt de werking van het hart beschrijven en de relatie tussen bouw en werking uitleggen
- Je kent de functies en kenmerken van aders, slagaders en haarvaten en kunt de relatie tussen bouw en werking uitleggen
- Je kunt zuurstofgehalte, stroomrichting en verloop van bloeddruk en stroomsnelheid in de delen van het bloedvatenstelsel toelichten
- Basisstof 2 en 3 lezen en maken
- Video op YouTube bekijken
- Doornemen LessonUp
- Practicumopdracht 1 en 2
- Bloeddruk meten
Slide 13 - Tekstslide
Basisstof 2
Hart
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Tekstslide
diastole - systole boezems - systole kamers
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Basisstof 3
Aders, slagaders en haarvaten
Bloeddruk
Slide 19 - Tekstslide
Bloedvaten
Slagader van het hart weg, hoge bloeddruk, dikke wanden, diep in lichaam
Haarvaten één cellaag dik, kringspiertjes in arteriolen
Aders naar het hart toe, lage bloeddruk, dunne wanden, bevatten kleppen, minder diep in lichaam
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Bloeddruk
Druk van bloed tegen wand van hart en bloedvaten
Bovendruk: maximale druk op moment dat kamers samentrekken
Onderdruk: minimale druk tijdens de hartpauze
Slide 22 - Tekstslide
Bloeddruk meten
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoelen deze week
- Je kunt de delen van een hart noemen met hun functies en kenmerken
- Je kunt de werking van het hart beschrijven en de relatie tussen bouw en werking uitleggen
- Je kent de functies en kenmerken van aders, slagaders en haarvaten en kunt de relatie tussen bouw en werking uitleggen
- Je kunt zuurstofgehalte, stroomrichting en verloop van bloeddruk en stroomsnelheid in de delen van het bloedvatenstelsel toelichten
Slide 25 - Tekstslide
Een patiënt met een vernauwing in het bovenste deel van de rechter kransslagader krijgt een bypass vanuit de linker borstwandslagader. Hoe loopt de verbinding van deze bypass?
A
Tussen 1 en 2
B
Tussen 1 en 3
C
Tussen 1 en 4
D
Tussen 3 en 4
Slide 26 - Quizvraag
De omlooptijd van het bloed is afhankelijk van de route. Alle routes beginnen in de aorta. Het toeval bepaalt of een rode bloedcel een lange of korte route aflegt voordat hij vanuit de aorta in de rechter kamer arriveert. Welke slagader hoort bij de kortste route van de aorta naar de rechter kamer?
A
Halsslagader
B
Kransslagader
C
Longslagader
D
Sleutelbeenslagader
Slide 27 - Quizvraag
Cellen in de wand van de luchtpijp van de mens krijgen door bepaalde bloedvaten zuurstofrijk bloed toegevoerd. Behoren deze bloedvaten tot de kleine of grote bloedsomloop? Zijn deze bloedvaten vertakkingen van aders of slagaders?
A
kleine / aders
B
kleine / slagaders
C
grote / aders
D
grote / slagaders
Slide 28 - Quizvraag
Bij de mens worden het begin van de longslagader en het begin van de aorta vergeleken met betrekking tot de volgende grootheden: 1) de bloeddruk 2) het aantal rode bloedcellen per mL bloed 3) het koolstofdioxidegehalte van het bloed 4) de hoeveelheid bloed die per minuut door het desbetreffende bloedvat stroomt Welke van deze grootheden hebben vrijwel dezelfde waarde in het begin van de longslagader en in het begin van de aorta?
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 4
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Video
Leerdoelen van deze week
- Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en je weet hoe complicaties bij bloedstolling kunnen worden voorkomen
- Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten
- Basisstof 4 en 5 lezen en maken
- Video op YouTube bekijken
- Doornemen LessonUp
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Basisstof 4
Bloedplasma
Rode bloedcellen
Bloedplaatjes
Witte bloedcellen
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Bloedplasma
Water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten - zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, regelende stoffen, beschermende stoffen, geneesmiddelen
Lipoproteïnen gevormd voor transport moeilijk oplosbare stoffen
Plasma-eiwit concentratie beïnvloedt osmotische waarde bloed en bloeddruk
Slide 35 - Tekstslide
Rode bloedcellen
Geen celkern
Bevat hemoglobine
Afbraakproduct is bilirubine
Bloedarmoede
Epo
Slide 36 - Tekstslide
Bloedplaatjes
Bloedstolling
Kleven vast aan beschadigde wand
Vallen uiteen en stoffen komen vrij
Samen met fibrinogeen en stollingsfactoren bloedplasma
Protrombine omgezet in trombine
Fibrinogeen omgezet in fibrine
Slide 37 - Tekstslide
Witte bloedcellen
Rode beenmerg
Witte bloedcellen (leukocyten) fagocyteren
Lymfocyten produceren antistoffen
Slide 38 - Tekstslide
Basisstof 5
Weefselvloeistof
Colloïd-osmotische druk, filtratie, absorptie
Lymfe
Slide 39 - Tekstslide
Weefselvloeistof
Hoge druk begin haarvat zorgt voor filtratie
Grote eiwitmoleculen in haarvat verhogen osmotische waarde
Colloïd-osmotische druk zorgt voor absorptie
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Lymfe
Niet alle weefselvloeistof terug haarvat in
Lymfeknopen
Rechterlymfestam en borstbuis
Slide 42 - Tekstslide
Leerdoelen van deze week
- Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en je weet hoe complicaties bij bloedstolling kunnen worden voorkomen
- Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten
Slide 43 - Tekstslide
Welke van de volgende stoffen kan niet vrij een haarvat in en uit bewegen?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
eiwitten
Slide 44 - Quizvraag
Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.
A
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
B
In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
C
In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
D
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen
Slide 45 - Quizvraag
Vier gebeurtenissen zijn: 1) de bloeddruk in de ader van het orgaan daalt, 2) de bloeddruk in de ader van het orgaan stijgt, 3) de bloeddruk in de slagader van het orgaan daalt, 4) de bloeddruk in de slagader van het orgaan stijgt. Door welke van deze gebeurtenissen vindt een toename plaats van de hoeveelheid lymfe die uit dit orgaan wordt afgevoerd?