In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Leg vast klaar:
- kladpapier of schrift
- pen
- rekenmachine
Slide 1 - Tekstslide
Voorkennis
rekenen met %
% omzetten in factor
Slide 2 - Tekstslide
Op een school zijn 632 leerlingen die 15 jaar of jonger zijn. Dit is 56,4 % van alle leerlingen.
Hoeveel leerlingen heeft deze school?
aantal
632
procenten
56,4
1
100
Slide 3 - Open vraag
Peter betaalt € 540,- huur per maand. Dat is 23% van zijn maandinkomen.
Hoeveel euro verdient Peter per maand?
Slide 4 - Open vraag
Esmea koopt een jas met 13% korting. Zij moet voor de jas nu € 124,50 betalen.
Hoeveel euro kostte de jas zonder korting?
Slide 5 - Open vraag
Bart fietst 60 km per week. Hij wil 35% meer kilometers gaan fietsen
Hoeveel kilometer wil Bart per week fietsen?
aantal km
60
procenten
100
1
135
Slide 6 - Open vraag
Neem de onderste regel over en vul in (gebruik * voor keer):
70% van 40 is
10070⋅40=
0,...⋅40=...
Slide 7 - Open vraag
Neem de onderste regel over en vul in (gebruik * voor keer):
3% van 88 is
1003⋅88=
0,...⋅88=...
Slide 8 - Open vraag
Neem de onderste regel over en vul in (gebruik * voor keer):
0,2% van 280 is
0,...⋅280=...
Slide 9 - Open vraag
Een fiets kost € 725,- exclusief btw.
Met welke factor moet je 100% vermenigvuldigen om 121% te krijgen?
prijs in euro's
725
percentage
100
121
Slide 10 - Open vraag
Een fiets kost € 725,- euro exclusief btw.
De prijs inclusief btw is neem over en vul in
prijs in euro's
725
percentage
100
121
1,...⋅725=
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Geef bij elke verandering de factor waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om de nieuwe hoeveelheid te krijgen. (Er blijft ook een factor over)
toename met 4%
afname met 4%
toename met 40%
afname met 40%
afname met 0,4%
toename met 0,4%
1,04
1,40
1,004
0,04
0,60
0,96
0,996
Slide 13 - Sleepvraag
De prijs van een iPad gaat van € 555 naar € 582,75.
Bereken de factor waarmee je de oude prijs moet vermenigvuldigen om de nieuwe prijs te krijgen.
A
0,95
B
1,05
Slide 14 - Quizvraag
De prijs van een iPad gaat van € 555 naar € 582,75.
De factor is
Met hoeveel procent neemt de prijs toe?
555582,75=1,05
A
5%
B
105%
C
95%
Slide 15 - Quizvraag
Een iPad hoesje van € 28 kost met korting € 24,64.
Bereken met de factor hoeveel % korting je op het iPad hoesje krijgt.
A
88%
B
12%
C
13%
D
1,13%
Slide 16 - Quizvraag
Exponentiele groei
Wanneer heb je dat?
Formule opstellen
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Een kat is vanaf de geboorte elke week gewogen. Met welke factor wordt het gewicht in de eerste week (dus van 250 naar 300 gram) vermenigvuldigd?
Slide 19 - Open vraag
Een kat is vanaf de geboorte elke week gewogen.
Ga na of de groeifactor in de eerste zes weken steeds ongeveer hetzelfde is. Welk verband is er dus tussen leeftijd en gewicht?
A
De groeifactor is steeds ongeveer 1,2.
Het is een lineair verband.
B
De groeifactor is steeds ongeveer 1,2.
Het is een exponentieel verband.
C
De groeifactor is steeds verschillend. Je kan niet zeggen wat voor verband het is.
Slide 20 - Quizvraag
Een kat is vanaf de geboorte elke week gewogen. Het gewicht neemt elke week toe met de factor 1,2. Bereken het hoeveel gram de kat weegt in week 8.
Slide 21 - Open vraag
De tabel hoort bij exponentiële groei. Bereken de groeifactor.
Slide 22 - Open vraag
De tabel hoort bij exponentiële groei. Bereken het rentepercentage (rond af op 1 decimaal).
Slide 23 - Open vraag
Welk soort verband is er?
Exponentiële groei (steeds dezelfde groeifactor)
Lineaire groei (er komt steeds hetzelfde bij of gaat steeds hetzelfde af)
Slide 24 - Sleepvraag
Slide 25 - Tekstslide
Geef bij elke tabel de beginhoeveelheid, groeifactor en formule.
Groeifactor
Beginhoeveelheid
Beginhoeveelheid
Beginhoeveelheid
Groeifactor
Groeifactor
Formule
Formule
Formule
5
0,1
10
2
27
0,33
h = 5 * 2t
h = 10 * 0,1t
h = 27 * 0,33t
Slide 26 - Sleepvraag
Sleep de formule naar de juiste grafiek
grafiek 1
grafiek 2
grafiek 3
grafiek 4
Slide 27 - Sleepvraag
Einde
Goed dat je tot hier gekomen bent!
Je hebt nu genoeg basiskennis om paragraaf 1.4 en 1.5 te maken.