Comparisons

Trappen van vergelijking
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn trappen van vergelijking?

Slide 2 - Woordweb

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 3 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op een Y!

(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'

Slide 4 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 5 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 6 - Tekstslide

Maar bij langere woorden...

Slide 7 - Tekstslide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN -er of -est,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 11 - Quizvraag

I drive ___ than my husband.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 12 - Quizvraag

We gebruiken ... voor vergelijkingen
We gebruiken ... voor negatieve vergelijkingen
We gebruiken ... als twee dingen gelijk zijn
We gebruiken ... om een vergelijking sterker te maken
Than
as ... as
not as ... as
Far or much

Slide 13 - Sleepvraag

The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest

Slide 14 - Quizvraag

COMPARISONS
Jason likes playing football ___ (good) playing hockey.

Slide 15 - Open vraag

That group is _____ than the other group.
A
more serious
B
most serious
C
seriouser
D
seriousest

Slide 16 - Quizvraag

Write three comparisons of your own using different animals:

Slide 17 - Open vraag

My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 18 - Quizvraag