14 maart Havo 4 Orkanen §4.2 Systeem Aarde

§4.2 Orkanen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§4.2 Orkanen

Slide 1 - Tekstslide

In Californië is er sprake van
A
een divergente beweging van aardplaten
B
een convergente beweging van aardplaten
C
een transforme beweging van aardplaten

Slide 2 - Quizvraag

In gebieden waar veel orkanen voorkomen, kan de overheid maatregelen nemen. Een aantal van deze maatregelen valt onder hazard management.

Welke maatregel valt niet onder hazard management?
A
voorlichting geven
B
rampenplannen maken
C
wegen vernieuwen
D
evacuatie verplichten

Slide 3 - Quizvraag

Waarschuwingssystemen zijn een onderdeel van Hazard management.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van hazard management/rampenbestrijding?

A
het nemen van bouwtechnische maatregelen
B
opstellen van een rampenplan
C
de aanleg van waarschuwingssystemen
D
het aanbieden van hulp na een natuurramp

Slide 5 - Quizvraag

Hazard management is het beleid om
A
Natuurrampen als geheel te voorkomen
B
Natuurrampen te voorspellen
C
Schade van natuurrampen te voorkomen
D
Schade van natuurrampen te herstellen

Slide 6 - Quizvraag

In gebieden waar veel orkanen voorkomen, kan de overheid maatregelen nemen. Een aantal van deze maatregelen valt onder hazard management.

Welke maatregelen vallen onder hazard management?
A
een nieuwe woonwijk bouwen
B
rampenplannen maken
C
wegen vernieuwen
D
evacuatie verplichten

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van hazard management?
A
aardbevingsbestendig bouwen
B
waarschuwingsborden voor tsunami's plaatsen
C
seismografen op een vulkaan plaatsen
D
reddingsteams sturen naar een rampgebied

Slide 8 - Quizvraag

Als het ontwikkelingspeil in een land hoog is, kan je er veel hazard management vinden?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoel(en)
- Je kunt de kenmerken van orkanen beschrijven en de spreiding ervan verklaren;
- Je kunt de risico's van orkanen beschrijven en de rol van preventie en onderzoek in hazardmanagement beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Maak een aantekening! 
Noteer stap-voor-stap hoe een orkaan ontstaat:
  1. Zeewater heeft een temperatuur van 26 - 27 graden Celsius.
  2. Er vindt veel verdamping plaats.
  3. Stijgende lucht koelt af en condenseert. 
  4. Door de warme temperatuur gaat dit allemaal extra hard. 
  5. De wolkenmassa zal een ronde vorm krijgen door de draaiing van de aarde. 

Slide 13 - Tekstslide

Vervolg orkaan
  1. windsnelheden lopen op van 120 tot 250 km/uur
  2. draaiing aarde zorgt voor roterende bewegen
  3. verplaatsing via passaatwinden westwaarts
  4. warm water & Caribische zee versterken hurricane
  5. boven land minder verdamping --> afname kracht
  6. ook afname kracht als temperatuur zeewater < 26,5 gr.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: Omschrijf in eigen woorden: 
  1. Wat is eigenlijk een orkaan?
  2. Hoe ontstaat een orkaan?
  3. Beschrijf de 5 categorieën waarin een orkaan kan voorkomen
  4.  Waarom hebben orkanen namen?
  5. Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van een orkaan?

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken/verlengde instructie
Maak de opdrachten van paragraaf 2. 
Kijk de opdrachten na.
Maak de paragraaf leerbaar. 

Slide 16 - Tekstslide

Check leerdoel(en)

Slide 17 - Tekstslide

Het orkaan seizoen is
A
in het voorjaar
B
in het najaar

Slide 18 - Quizvraag

Er wordt gesproken over een orkaan bij:
A
Windkracht 10 en hoger
B
Windkracht 12 en hoger
C
wind vanaf 110 km per uur
D
elke tropische storm is een orkaan

Slide 19 - Quizvraag

Door klimaatverandering is de kans op orkanen ...
A
toegenomen
B
hetzelfde gebleven
C
afgenomen

Slide 20 - Quizvraag

Hoe groot kan een orkaan worden?
A
10 km; net zo groot als Amsterdam
B
300 km; net zo groot als de Benelux
C
50 km; net zo groot als Zuid-Holland
D
1000 km; net zo groot als Frankrijk

Slide 21 - Quizvraag

Orkanen en tornado's zijn:
A
Endogene factoren
B
Exogene factoren

Slide 22 - Quizvraag

Een orkaan zwakt af als...
A
De luchttemperatuur om laag gaat
B
Het boven land komt
C
Het boven zee komt
D
Een orkaan zwakt altijd af na twee dagen

Slide 23 - Quizvraag

Wat hoort bij een orkaan?
A
Doorsnede van 500-1000 km
B
Doorsnede van 1000km-2000km
C
Doorsnede van 50-100 cm
D
Doorsnede van 500-1000 m

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van een orkaan?
A
lavastromen
B
regen
C
wind
D
vloedgolven

Slide 25 - Quizvraag

Wat hoort bij een orkaan?
A
windsnelheden tot 250km/uur
B
windsnelheden tot 120km/uur
C
windsnelheden tot 500km/uur
D
windsnelheden tot 600km/uur

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een orkaan?
A
Een wolkeloos midden; het oog.
B
Wordt gemeten op de schaal van Beaufort.
C
Er valt veel neerslag
D
Het kan aardverschuivingen veroorzaken.

Slide 27 - Quizvraag

wat is geen orkaan?
A
Hurricane
B
Typhoon
C
Tornado
D
cycloon

Slide 28 - Quizvraag

wat is geen orkaan?
A
Hurricane
B
Typhoon
C
Tornado
D
cycloon

Slide 29 - Quizvraag

Een orkaan is een...
A
natuurramp
B
milieuramp

Slide 30 - Quizvraag

Zet de volgende zinnen in de goede volgorde.
1

2

3

4
Doordat de aarde draait, begint ook de vochtige lucht te draaien.
Orkanen ontstaan rond de evenaar. Het zeewater moet minstens 26°C zijn.
Water verdampt. De lucht is koud. Waterdamp condenseert, er ontstaan zware buien.
Zolang de orkaan boven zee is blijft deze groeien. Eenmaal aan land neemt de kracht af.

Slide 31 - Sleepvraag