Nectar 1.2 prikkels

Nectar 1.2: Prikkels
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nectar 1.2: Prikkels

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

In de vorige film zag je een spitsmuizen karavaan (moeder met haar jongen). De jongen houden zich aan hun moeder vast. Wat denk jij dat de functie van is dit gedrag?

Slide 4 - Open vraag

0

Slide 5 - Video

In het vorige filmpje zag je een school jonge gestreepte koraalmeervallen. Wat is de functie van dit gedrag denk je?

Slide 6 - Open vraag

Voorkennis: Wat is adequaat gedrag?
A
Aangeleerd gedrag
B
Aangeboren gedrag
C
Gedrag dat kans op veel nakomelingen van individu verhoogt
D
Baltsgedrag

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een signaal en een prikkel?

Slide 8 - Open vraag

Wat veroorzaakt gedrag?
A
Prikkels
B
Receptoren
C
Respons

Slide 9 - Quizvraag

Waar kunnen prikkels vandaan komen? Noem 2 mogelijkheden.

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen 1.2 Prikkels
  • Je kunt uitleggen dat gedrag zowel erfelijk bepaald is als door omgeving bepaald is
  • Je kunt uitleggen wat sleutelprikkels zijn en wat supernormale prikkels zijn
  • Je kunt uitleggen dat inwendige prikkels en uitwendige prikkels de motivatie voor gedrag bepalen

Slide 11 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
Gedrag kent verschillende vormen en functies.

We maken onderscheid tussen:
  • Aangeboren gedrag (erfelijke eigenschap)
  • Aangeleerd gedrag (ervaring)

Slide 12 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(prikkels)
Gedrag begint altijd met een prikkel

Prikkels komen van:
  • Interne milieu (binnen in het lichaam)
  • Externe milieu (vanuit omgeving)

Slide 13 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren

De motivatie wordt bepaald door de interne prikkels en externe prikkels

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Voorbeeld:
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(terugkoppeling)
Het uitvoeren van gedrag heeft een effect op het organisme. 

Dit effect zorgt voor terugkoppeling naar de prikkelsterkte vanuit het interne en externe milieu

Voorbeeld:
Je hebt honger en loopt langs de mac Donalds. De prikkels verhogen de motivatie enorm om over te gaan tot voedingsgedrag. Je loopt de Mac binnen, besteld een burger en gaat eten. Het eten van de burger zorgt voor terugkoppeling op het interne milieu en externe milieu. Je honger gaat weg dus de interne prikkelsterkte neemt af en zodra je de Mac uitloopt en je ziet een KFC zal de prikkelsterkte van het zien van de KFC ook sterk zijn afgenomen. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(handelingen)
Het gedrag dat je vertoont bestaat uit een combinatie van aangeleerd gedrag, aangeboren gedrag en eventueel nieuwe handelingen. 

De terugkoppeling die plaats vindt in gedrag zorgt ervoor dat nieuwe handelingen vaker herhaald zullen worden of juist niet.

Als de nieuwe handeling je fitness (overlevingskans + voortplantingskans) verhoogt spreken we van adequaat gedrag. Adequaat gedrag zal vaker worden herhaald. 

Adequaat gedrag kan via DNA of via leerprocessen worden doorgegeven aan nakomelingen. 

Slide 16 - Tekstslide

Sommige apen hebben geleerd hoe je noten kunt kraken. Dit zorgde ervoor dat ze een nieuwe bron van voedsel hadden en dus hun overlevingskansen werden verhoogt.

De apen leren hun nakomelingen hoe ze ook noten moeten kraken door het aan ze voor te doen. Hoe wordt dit gedrag doorgegeven?
A
Via DNA
B
Via Aangeleerd gedrag
C
Nieuwe handelingen

Slide 17 - Quizvraag

Periodieke invloeden
Interne communicatie geregeld door hormoonstelsel en zenuwstelsel. Dit beïnvloedt weer motivatie voor bepaald gedrag. Concentratie hormonen veroorzaken voortplantingsgedrag, maar daglengte beïnvloedt ook voortplantingsgedrag. 
Bij vogels krimpen geslachtorganen als hormoonspiegel afneemt.

Slide 18 - Tekstslide

Lees 1.2 blz 17: 
"Extreme reactie"

Slide 19 - Tekstslide

Nico Tinbergen (1907-1988)
Sleutelprikkel: een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt.

Slide 20 - Tekstslide

EXPERIMENT PIKGEDRAG BIJ MEEUWENKUIKENS



Een Meeuw braakt voedsel op om zijn kuiken te voeden.
Dit doet de meeuw pas als het kuiken naar de rode vlek op de snavel vlek pikt.

Onderzoeksvraag: 
Is de rode snavelvlek een sleutelprikkel voor het pikgedrag van meeuwenjongen? 

Slide 21 - Tekstslide

Resultaten van het experiment met 100 kuikens

Slide 22 - Tekstslide

Is de rode snavelvlek een sleutelprikkel?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Supranormale prikkel: versterkte sleutelprikkel, leidt tot een versterkte respons

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Maak van Nectar 1.2 de opdrachten
3 t/m 5
6 t/m 12

Slide 27 - Tekstslide

Gebruik van prikkels in de reclame:

Bekijk de volgende video

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Welk begrip of welke vraag wil je de volgende les nabespreken?

Slide 30 - Open vraag