Schooltrip 9 - recap

Week 10 - recap
  • Reading
  • Check words
  • Grammar recap
  • Work on deadlines
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Week 10 - recap
  • Reading
  • Check words
  • Grammar recap
  • Work on deadlines

Slide 1 - Tekstslide

Check words
Please go to the LessonUp app on your tablet or laptop.

(No mobile phone)

Slide 2 - Tekstslide

Geef de Nederlandse vertaling van:
tip

Slide 3 - Open vraag

Geef de Nederlandse vertaling van:
arrival

Slide 4 - Open vraag

Geef de Nederlandse vertaling van:
treatment

Slide 5 - Open vraag

Geef de Nederlandse vertaling van:
to cause

Slide 6 - Open vraag

Geef de Nederlandse vertaling van:
runway

Slide 7 - Open vraag

And now the other way around

Slide 8 - Tekstslide

Geef de Engelse vertaling van:
vertrekhal

Slide 9 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van:
verkeersopstopping

Slide 10 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van:
fietsen

Slide 11 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van:
weggestopt

Slide 12 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van:
beroemdheid

Slide 13 - Open vraag

And now
  • Work on your vlog (deadline 10 March)
  • Work on your book report (deadline 28 March)


  • Grammar recap on the following slides
  • Grammar exercises to practice the 4 future tenses + prepositions

Slide 14 - Tekstslide

Grammar 
Future

First a short recap

Slide 15 - Tekstslide

Will
1. Om iets aan te bieden, belofte, aankondiging, besluit.
2. GEEN bewijs.

Will + hele ww 
                I will do my chores tomorrow, I promise.
Vraagzin I of we? Shall + hele ww
                Shall we be on time?

Slide 16 - Tekstslide

To be going to
1. Om aan te geven dat je iets van plan bent in de toekomst.
2. Je verwacht dat iets zal gaan gebeuren.

Am/is/are going to + hele ww

I am going to play soccer tomorrow.
Look at the clouds. I think it is going to rain.

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous
1. Afspraken gemaakt voor in de toekomst MET datum/tijd/plaats

Am/is/are + ww + ing

Tomorrow the band is playing in The Arena.
They're getting married next week.

Slide 18 - Tekstslide

Present simple
1. Bij roosters en schema's. Openings- en sluitingstijden, aankomst- en vertrektijden, begin- en eindtijden. 

Hele ww / SHIT rule (+s)

The shops close early today.
Our train leaves at 4.13 pm.

Slide 19 - Tekstslide

The train ___ at 11:45. (to leave)
A
will leave
B
is going to leave
C
is leaving
D
leaves

Slide 20 - Quizvraag

They ___ to London on Friday evening at 8:15. (to fly)
A
will fly
B
are going to fly
C
are flying
D
flies

Slide 21 - Quizvraag

The train ___ at 11:45. (to leave)
A
will leave
B
is going to leave
C
is leaving
D
leaves

Slide 22 - Quizvraag

On Sunday at 8 o'clock I ___ my friend. (to meet)
A
will meet
B
am going to meet
C
meeting
D
meets

Slide 23 - Quizvraag

My ski instructor believes it ___ in the mountains tomorrow evening. (to snow)
A
will snow
B
is going to snow
C
is snowing
D
snows

Slide 24 - Quizvraag

We ___ dinner at a nice restaurant on Saturday, but we haven't booked a table yet. (to have)
A
will have
B
are going to have
C
are having
D
have

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Plaats
There are two chairs in the hotel room. One is opposite the mirror, the other is next to the TV.

in - in, on - op / aan, next to - naast, in front of - voor, 
behind - achter, between - tussen, under - onder, at - bij, 
over - boven, opposite - tegenover

Slide 31 - Tekstslide

Beweging
When I arrive in London at the station I get off the train and walk through the hall to the nearest bus stop. I often travel by bus. I could go on foot but this is faster.

at - op, on - op / in, off - uit, to - naar, through - door, from - van, by - met (gecombineerd met een vervoersmiddel: by boat, by plane, by bike)

Slide 32 - Tekstslide

Tijd
I left for Los Angeles at 2 o’clock in the morning on the twentieth of February 2004 on a Tuesday.
in - in
at - om
on - op

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link