les 5

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
Leg je schrift op tafel, ik controleer het huiswerk
telefoons in de tas
geen kauwgom
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
Leg je schrift op tafel, ik controleer het huiswerk
telefoons in de tas
geen kauwgom

Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • we kijken het huiswerk na
  • we kijken terug naar het hoofdstuk
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden
volgende week is het SO
de week daarop de toets

Slide 2 - Tekstslide

43 Eigen antwoord
Bijvoorbeeld: fietsverzekering, scooterverzekering, reisverzekering, zorgverzekering, WA-verzekering, autoverzekering

44  
Als er in de vakantie iets gestolen wordt of iemand krijgt een ongeluk, dan krijgen zij het geld door de verzekering vergoed. Dat is een prettig idee.

Slide 3 - Tekstslide

45  eigen antwoord, bijvoorbeeld
    


Soort verzekering
Voor welk risico
Autoverzekering
Schade die je toebrengt aan een ander en schade aan je eigen auto
Zorgverzekering
Voor kosten van dokter, ziekenhuis en medicijnen
Inboedelverzekering
Voor als er ingebroken wordt of als er waterschade ontstaat
Brandverzekering
Voor als er brand uitbreekt thuis
Reisverzekering
Voor als er iets op vakantie gebeurd
Annuleringsverzekering
Voor als iets niet door kan gaan (vakantie)

Slide 4 - Tekstslide

46
  1. de koffers   horen bij reisverzekering
  2. de   kap.     auto hoort bij de autoverzekering
  3.         hoort bij de woonhuisverzekering

47  Verschil in premie bij dezelfde soort verzekering komt door:
* voor welk bedrag ben je verzekerd
* heb je een eigen risico
* hoe groot is de kans op schade
* wat is de periode dat je verzekerd bent

Slide 5 - Tekstslide

48a  fiets van € 675,- voor 5 jaar verzekerd tegen diefstal en beschadiging: premie is € 292,- 
48b  fiets van € 750,- voor 3 jaar verzekerd tegen diefstal en beschadiging: premie is € 222,-  
48c  fiets van € 500,- voor 3 jaar verzekerd tegen diefstal: 
premie is € 135,- 
  • hoe duurder de fiets, hoe hoger de premie
  • hoe langer verzekerd, hoe hoger de premie
  • hoe meer verzekerd, hoe hoger de premie

Slide 6 - Tekstslide

49a  Premie zonder korting is 12x71 = € 852,- 
49b  2,4% van € 852,- is 852/100 x 2,4 = € 20,45
49c  Uiteindelijk betaal je dan per jaar 852-20,45 = € 831,55 

50a  eigen antwoord, bijvoorbeeld: hij heeft bijna niets verzekerd. De premies die hij uitspaart, heeft hij opgespaard. 
Als hij een keer schade heeft, kan hij die daarmee betalen.
50b  eigen mening, bijvoorbeeld:
Ja, de kans dat je echt schade krijgt is erg klein
Nee, want als je een keer grote schade hebt, heb je te weinig gespaard om de schade te dekken

Slide 7 - Tekstslide

51a
Honderd verzekerden: 3 fietsen worden gestolen.
Te vergoeden 3x650 =  € 1.950,-
51b
Als € 1.950,- moet worden bijeen gebracht door 100 verzekerden, dan moeten ze allemaal € 19,50 aan premie betalen.

Slide 8 - Tekstslide

52 
Uitgekeerd wordt 430-100 = € 330,- Antwoord B is juist

53a  
De vergoeding is 450-200 = € 250,-
53b  
Hoeveel procent is 250 van 450?
                                                                                            250/450 x100 = 55,6%
  


              aflossing                                 rente


Slide 9 - Tekstslide

54a  Voordeel eigen risico: je premie is lager
54b  Nadeel eigen risico: bij schade krijg je niet alles vergoed

55a  Eigen risico bij A is € 885,-  eigen risico bij B is € 858,-
55b  Maximaal vergoed bij A € 250,-  
maximaal vergoed bij B is € 750,-
55c  De premie bij A is lager: het eigen risico is (iets) hoger en de vergoeding voor de tandarts is (een stuk) lager. Als de verzekeringsmaatschappij minder hoeft te vergoeden, 
hoef jij als verzekerde minder premie te betalen.

Slide 10 - Tekstslide

56a  Bij A is ze per jaar kwijt:  12x85,61 = € 1.027,32
Voor B betaalt ze: 12x120,31 = € 1.443,72
56b Als ze in één keer betaalt kost haar dit  voor A
1027,32 - 2% van 1027,32 (1027,32/100 x 2) = 1027,32-20,55= € 1.006,77
Voor B betaald ze 1443,72 - 2% van 1443,72 = 1443,72-28,87 = € 1.414,85
56c  Eigen antwoord

A
als je weinig ziektekosten verwacht. Je betaalt minder premie en als je geen kosten hebt, bespaar je daarmee veel geld
B
als je weinig financiël risico wilt lopen. Je betaalt wel meer premie, maar als je hoge kosten hebt, krijg je daar een groot deel van vergoed.

Slide 11 - Tekstslide

  • Ik weet wat lenen is
  • Ik ken de twee redenen om te lenen
  • Ik weet wat maandtermijn is
  • Ik weet wat aflossen is
  • Ik weet wat rente is
  • Ik kan de rente berekenen
  • Ik weet het verschil tussen rente betalen en aflossen
  • Ik weet wanneer je meerderjarig bent
  • Ik weet wat sparen is
  • Ik ken de drie spaarvormen
  • Ik weet wat rente is
  • Ik kan rente berekenen
LEER              EN

Slide 12 - Tekstslide

  • Ik ken de drie geldfuncties
  • Ik weet wat chartaal geld is
  • Ik weet wat giraal geld is
  • Ik weet wat internetbankieren is
  • Ik weet wat directe ruil is
  • Ik weet wat indirecte ruil is
  • Ik weet hoe ik elektronisch kan betalen
  • Ik kan een saldo uitrekenen na betalingen en ontvangsten
  • Ik kan een stijging of daling in procenten berekenen
LEER              EN

Slide 13 - Tekstslide

  • Ik weet waarom je een verzekering afsluit
  • Ik weet wat een verzekering is
  • Ik weet wie de verzekeraar en de verzekerde is
  • Ik weet wat een polis is
  • Ik weet wat de premie is
  • Ik weet wat polisvoorwaarden zijn, en kan er een aantal benoemen
  • Ik kan een premie berekenen uit een premietabel
  • Ik kan korting in procenten berekenen
  • Ik weet wat schadevergoeding is
  • Ik weet wat eigen risico inhoudt en wat dit doet met de premie
  • Ik kan een schadevergoeding uitrekenen
LEER              EN

Slide 14 - Tekstslide

Wat nu?
maak een samenvatting, 
leer de begrippen,
lees je boek nog eens door, 
etc

Slide 15 - Tekstslide