18-09-2023 past simple

Past simple
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Past simple

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 2 - Tekstslide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they beg-> they begged

Slide 3 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 4 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.


Slide 6 - Tekstslide

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 8 - Tekstslide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 9 - Tekstslide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 10 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 12 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 13 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 15 - Quizvraag

Noem een onregelmatig werkwoord

Slide 16 - Woordweb

Tegenwoordige tijd
PRESENT TENSES 
Present simple: als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden = stam (+s)
Present continuous: als het in het NU plaatsvindt = am / is / are + stam+ing

Past simple: als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
Past continuous: als je wilt aangeven dat je iets een tijdje deed.

Slide 17 - Tekstslide

Verleden tijd
PAST TENSES
Past simple: als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden = stam + ed
Past continuous: als je wilt aangeven dat je iets een tijdje deed=was / were + stam+ing

Slide 18 - Tekstslide

Look at the following sentences into the past tense.

  •  She doesn't like football.
  • She didn't like football.
  •  Henry does his homework today.
  • Henry did his homework.
  • Do you go to school?
  • Did you go to school?

Slide 19 - Tekstslide

Repetition
Put these sentences into the past tense.
  • I go to school.
  • I went to school.

  •  She lives in England.
  • She lived in England

  • My school is cool.
  • My school was cool.

Slide 20 - Tekstslide

Homework (if not finished)
finish exercises 26 up until 31

Slide 21 - Tekstslide