Unité 3: vraagwoorden + parler (9 avril)

Tijdens het liedje: prends ton ordinateur, ton livre, ton cahier et un stylo..... Log in op lesson up
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Tijdens het liedje: prends ton ordinateur, ton livre, ton cahier et un stylo..... Log in op lesson up

Slide 1 - Tekstslide


Programma voor de komende tijd:

1. afmaken Unité 3 (vraagwoorden + parler)
2. Unité 4 met nieuwe grammatica
3. herhalen van werkwoorden


Toetsen: 
1. SO Unité 4 : apprendre 1 t/m 5 (1x)
2. MO over Unité 3 + 4 (3x)
3. Indien we genoeg tijd hebben : presentatie maken over Frankrijk




Slide 2 - Tekstslide

Les questions du jour :
1. C'est quel jour aujourd'hui?
2. Qu'est-ce que tu as comme hobby?


Slide 3 - Tekstslide

Unité 3: Après les cours

Le but / het doel:

Aan het einde van de les kennen jullie de vraagwoorden in het Frans én kunnen jullie ze toepassen

Le programme:
1. Vraagwoorden
2. Zelfstandig werken
3. Les devoirs


Quizlet 





Slide 4 - Tekstslide

Een vraag stellen
Vraagwoorden & vraagzinnen

Slide 5 - Tekstslide

Een vraag stellen en français
  1. Zet een vraagteken achter de zin:
    Ton chien s'appelle Chico.  > Ton chien s'appelle Chico?

  2. Gebruik een vraagwoord

Slide 6 - Tekstslide

Vraagwoorden gebruiken
Voorbeelden:
Tu habites ?
Comment tu t'appelles?
Qui est ta soeur?
Qu'est-ce que vous avez mangé?
Ton anniversaire est quand?

Slide 7 - Tekstslide

Welke ontbreekt?
Le métro arrive ______ ?
A
qui
B
combien
C
quand
D
qu'est-ce que

Slide 8 - Quizvraag

Vraagwoorden = aantekening !
Hoe  =  Comment elle s'appelle ?
Wie = Qui a un chien
Welke = Quel film on va voir ?
Wat = Qu'est-ce que tu as comme hobby ?
Waar =   est la piscine ?
Waarom = Pourquoi tu cherches ton sac à dos ?
Wanneer = Tu regardes la télé quand ?

Slide 9 - Tekstslide

Vertaal: Welke
A
quel
B
quand
C
qui
D
comment

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: wanneer
A
qui
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 11 - Quizvraag

Welke ontbreekt?
________ est ton anniversaire?
A
Quand
B
Pourquoi
C
Qui

Slide 12 - Quizvraag

Quel / Qui est la fille blonde là-bas?
A
Quelle
B
Qui

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: Waar is de Eiffeltoren?
A
Qui est le Tour Eifel?
B
Quand est le Tour Eifel?
C
Où est le Tour Eifel?

Slide 14 - Quizvraag

Tu vas à Paris comment / où?
A
comment
B

Slide 15 - Quizvraag

Pourquoi / Qu'est-ce que vous allez à vélo au collège?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que

Slide 16 - Quizvraag

(Wanneer) on va au cinéma?

Slide 17 - Open vraag

C'est clair? (Begrijp je de uitleg?)
Oui
Non

Slide 18 - Poll

Vous avez encore des questions?

Slide 19 - Woordweb


Exercice 17 A + B (page 93)

Quoi? Wat ?
A: Bedenk vijf vragen en schrijf ze op in je schrift 
B: Bedenk nog drie vragen mét een vraagwoord en schijf ze op.

Comment ? Hoe?
Travaillez en duo

Uitkomst?
Je gaat die vragen straks aan je buur stellen
Klaar? Ga verder met wordwall (link bij huiswerk in Magister)

 


timer
7:00

Slide 20 - Tekstslide


Exercice 17 B (page 93)

Quoi? Wat ?
Maak nog eens drie vragen met een vraagwoord

Comment ? Hoe?
Travaillez (seul)e

Uitkomst?
Je gaat die vragen straks aan je buur stellen (en aan mij)

 


timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

Quoi ?
Faire exercice 18, 20, 21  

Comment ?
Seul(e)
En silence...

Combien de temps ?
15 minutes

Aide ?
Eerste vijf minuten zelfstandig. Ik loop langs voor hulp: steek je hand op!


timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide



Les devoirs pour lundi 15 april

Faire (maken): 
exercice 18, 20, 21 (page 93/94)

Apprendre (leren): vocabulaire apprendre 6 + 7 + 10 (=vraagwoorden)

Slide 23 - Tekstslide

Il y a (hoeveel) de quartiers?

Slide 24 - Open vraag

(Wie) es-tu?

Slide 25 - Open vraag

Traduis:
Waar woon je?

Slide 26 - Open vraag

Traduis:
Hoe heet jij?

Slide 27 - Open vraag

Wat heb jij?

Slide 28 - Open vraag

Waarom houd jij van Parijs?

Slide 29 - Open vraag