In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 3 Wonen - DAG 5
Slide 1 - Tekstslide
de kerk
een gebouw waar mensen samen komen om te geloven.
de kerk - de kerken
zin: Op zondag ga ik naar de kerk.
30
Slide 2 - Tekstslide
de keuken
De keuken is een plek in huis waar je eten kook.
de keuken - de keukens
zin: In de keuken staan een koelkast, een fornuis en een magnetron.
31
Slide 3 - Tekstslide
de kilometer
Een kilometer is hetzelfde als 1000 meter. Kilometer = km
Kilo = 1000
zin: De afstand tussen de school en het station is 3 kilometer.
32
Slide 4 - Tekstslide
klein
niet groot
klein - kleiner - kleinst
zin: Een muis is een klein dier.
zin: Ik ben kleiner dan mijn broer.
33
Slide 5 - Tekstslide
de kleur
Rood, blauw en groen zijn kleuren.
de kleur - de kleuren
zin: Een tomaat heeft een rode kleur.
34
Slide 6 - Tekstslide
laten
> niet doen
werkwoord
zin:Laat dat maar liggen. Het is niet van jou!
> zal het gaan doen
zin: Ik zal je laten zien hoe je deze som moet maken.
35
Slide 7 - Tekstslide
liggen
niet staan of zitten
werkwoord
zin: Ik lig op de bank.
zin: De boeken liggen op tafel.
zin: Wat ligt daar op de vloer?
36
Slide 8 - Tekstslide
Vul het goede woord in: In de ......................kook ik het eten, want daar staat het fornuis.
A
slaapkamer
B
badkamer
C
keuken
D
woonkamer
Slide 9 - Quizvraag
Zet in de goede volgorde:
Slide 10 - Open vraag
Zoek een afbeelding van een kerk.
Dag 4
29
Slide 11 - Open vraag
In mijn ............. kook ik ............... en dan eet ik het op ............ tafel in de ............
Dag 4
27-30
A
keuken - eten - aan - kamer
B
keuken - eten - aan - keuken
C
kamer - eten - aan - kamer
D
keuken - eten - op - kamer
Slide 12 - Quizvraag
A - Een kilometer tomaten. B - Een kilometer lopen. C - Een kilometer is 1000 meter. D - Een kilometer is zwaar.
Dag 4
31
A
A - fout
B - goed
C - fout
D - fout
B
A - fout
B - goed
C - goed
D - fout
C
A - goed
B - goed
C - goed
D - fout
D
A - fout
B - goed
C - goed
D - goed
Slide 13 - Quizvraag
Dag 4
32
Wat is klein?
Slide 14 - Woordweb
Wat is jou lievelingskleur?
Slide 15 - Open vraag
Maak een zin met: werkwoord: laten
Dag 5
34
Slide 16 - Open vraag
A- Hij laat de bal vallen. B - Jij laten het eten staan. C - Ik laat mijn fiets thuis. D - Wij laaten geen mensen binnen.
Dag 5
34
A
A - goed
B - goed
C - goed
D - fout
B
A - fout
B - goed
C - goed
D - goed
C
A - goed
B - fout
C - goed
D - goed
D
A - goed
B - fout
C - goed
D - fout
Slide 17 - Quizvraag
klein
groot
Slide 18 - Sleepvraag
Mijn favoriete .............. is geel. Maar ik vind rood ook een mooie .............. Maar als ik ga trouwen, dan is mijn jurk ............
A
wit - kleur - kleur
B
kleur - kleur - wit
C
kleur - man - zwart
D
kluer - kleur - geel
Slide 19 - Quizvraag
Uit welke 7 kleuren bestaat de regenboog?
Slide 20 - Open vraag
1) Ik denk dat mijn tas nog op school ................ 2) Hij ............... nog in bed. 3) Jullie letten niet op. Jullie ................... te slapen. 4) Waar ............... mijn huissleutel?
A
liggen - ligt - liggen - ligt
B
lig - ligt - ligt - liggen
C
ligt - ligt - liggen - ligt
D
ligt - ligt - liggen - ligt
Slide 21 - Quizvraag
Als ik met de hond wandel, loop ik vaak een rondje van 5 .............