05. Thema 5.3 Variatie in genotypen (1) 8-5

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3: Variatie in genotypen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3: Variatie in genotypen

Slide 1 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Vandaag

Instructie § 5.3
Aan de slag § 5.3
 Niet af? Huiswerk.


Instructie § 5.3
Aan de slag § 5.3
 Niet af? Huiswerk. 

BK
KGT

Slide 2 - Tekstslide

Doel: Variatie in genotypen
  • Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
In een lichaamscel komen chromosomen in paren voor en in een geslachtscel enkelvoudig.

Bij geslachtscellen komen veel verschillende genotypen voor.

Slide 4 - Tekstslide

Genenparen
Je vader en je moeder hebben niet dezelfde eigenschappen.
Je vader kan bijvoorbeeld steil haar hebben en je moeder krullend haar.

Bij de bevruchting krijg je van elke ouder 1 chromosoom. Daardoor kan de informatie op de 2 chromosomen van een paar verschillend zijn.
Het ene chromosoom bevat bijvoorbeeld de informatie voor steil haar, het andere voor krullend haar.

Slide 5 - Tekstslide

Gelijke & ongelijke genen

Slide 6 - Tekstslide

De 2 chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. Dat zie je aan dezelfde breedte van de streepjes: die is gelijk.

De informatie op de 2 genen kan wel verschillen!
Dat zie je aan de kleur van de streepjes: die is soms verschillend.

Slide 7 - Tekstslide

1: Bij sommige mensen hebben beide chromosomen van een paar het gen voor steil haar. Dit zijn gelijke genen.

2: Bij anderen bestaat het paar uit 2 genen voor krullend haar. Ook dit zijn gelijke genen.

3: En er zijn ook mensen die 1 gen hebben voor steil haar en 1 gen voor krullend haar. Dit is een voorbeeld van ongelijke/verschillende genen.

Slide 8 - Tekstslide

Variatie
Welk gen van een paar in een geslachtscel terechtkomt, hangt af van het toeval.
Er zijn veel verschillende mogelijkheden. Dat geldt voor de vader en voor de moeder.

Hierdoor heeft de nakomeling een andere combinatie van genen dan de ouders.
De nakomeling heeft dus een ander genotype dan de ouders.
Ook broers en zussen verschillen van elkaar met hun genotypen.

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat bij de nakomeling variatie in genotypen.
Daardoor verschillen dus ook de fenotypen.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer...

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Mutatie
Het DNA in een chromosoom kan beschadigd raken, bijvoorbeeld bij de celdeling. Daardoor verandert de informatie voor een erfelijke eigenschap.

Zo'n plotselinge verandering van het genotype heet een mutatie. Bij een mutatie zijn 1 of meer genen gemuteerd (veranderd).

Slide 12 - Tekstslide

Mutant
Een organisme waarbij een mutatie tot uiting komt in het fenotype, noem je een mutant.

Een voorbeeld van een mutant is een albino. Bij een albino is het lichaam niet in staat om pigment (kleurstof) te vormen. Daardoor zijn de haren en de huid erg bleek. Albino's komen zowel bij mensen als bij dieren voor.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Mutagene invloeden
Door sommige soorten straling kunnen in je lichaam mutaties ontstaan (bijvoorbeeld radioactieve straling, uv-straling  en röntgenstraling).

Ook als je met bepaalde chemische stoffen in aanraking komt, ontstaan vaker mutaties (bijvoorbeeld asbest of stoffen in sigarettenrook).

Slide 15 - Tekstslide

Straling en chemische stoffen zijn voorbeelden van mutagene invloeden.

Mutageen betekent dat het een mutatie kan veroorzaken.

Slide 16 - Tekstslide

Kanker
Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen. Hierdoor kan een cel zich ongeremd gaan delen. Er ontstaat dan een gezwel of tumor.

Sommige tumoren groeien langzaam en zijn niet ernstig. Maar er zijn ook tumoren waarbij de cellen zich snel delen en de tumor hard groeit. Dit heet kanker.

Slide 17 - Tekstslide

Uitzaaiing
Cellen van de tumor kunnen terechtkomen in het bloed.
Deze cellen worden meegevoerd en komen in andere lichaamsdelen terecht.
Daar ontstaan dan weer nieuwe tumoren.
Dit heet uitzaaiing.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Kankerverwekkend
Mutagene invloeden kunnen ook kankerverwekkend zijn.

Teveel uv-straling van de zon op de huid bijvoorbeeld vergroot de kans op huidkanker.
Stoffen in sigarettenrook vergroten de kans op longkanker.

Slide 21 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Huiswerk volgende les
Maken § 5.3: 1-9+
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3


Maken § 5.3: 1-10+
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3

BK
KGT

Slide 22 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide