Trede 14_semaine 3_leçon 1 + 2

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Bonjour. Ça va?

😒🙁😐🙂😃

Semaine 1 et 2

1.  Beginnen aan Trede 14
2. Leren over la francophonie
3. Leren over de werkwoorden partir, dormir, sortir en mettre

Wat moest je leren/ af hebben?

1. Portal, onderdeel 1: Le français dans le monde

2. Portal, onderdeel 2: Tu mets quoi?

3. Weten wat la francophonie is.

4. Weten wat de vertaling van de werkwoorden partir, dormir, sortir en mettre is. 

5. Weten hoe jij deze werkwoorden in -je en -nous vorm vervoegt. 

Mercredi 21 avril

1. Vocabulaire leren: kledingstukken en dingen die je mee neemt als je op reis gaat
2. Portal: onderdeel Il fera beau demain, leren over het weer
3. Portal: opdracht 'Kijk naar het weerbericht' samen maken

Jeudi 22 avril

1. Een destinatie kiezen: Franstalige land of een eiland buiten Europa
2. Een vervoermiddel kiezen + waar je gaat slapen
3. Bepaal wat je gaat nemen
4. Gebruik de instructies van het word bestand om een concept te maken voor je video
5. Maak een script voor je video

Une exercice de vocabulaire

1. Pourquoi: eindpresentatie 1 is een woordenschat toets
2. Se préparer: de woordjes uit het overzicht in Teams leren
3. Aujourd'hui: een opdracht maken 
4. Download het bestand 'Oefen met de woordjes' in Teams. Je ziet een tabel met twee kolommen. Links staan de woordjes in het Frans, maar zonder de vertaling. Je moet voor elk woordje een passende foto zoeken en de vertaling in het NL rechts toevoegen. Na 15 min stuur je je bestand in een privé chat. 

Travailler dans le Portal

1. Quoi (wat): werken in het Portal
2. Vocabulaire leren over het weer in het Frans
3. Faire (maken): onderdeel Il fera beau demain! Opdracht 'Kijk naar het weerbericht'

Au revoir! (Wat zeg je terug?)

Comment ça va?

Très bien

Ça va

Comme si comme ça

Très mal

Je suis fatigué

Mercredi 21 avril

1. Vocabulaire leren

2. Een word bestand: een lijstje met woordjes in het Frans

3. Maak de opdracht af, want je kan het gebruiken als voorbereiding voor de toets en voor de andere eindopdracht

 Jeudi 22 avril

1. Ensemble (samen):  15 min:   onderdeel 'Il fera beau demain', opdracht 'Hoe zeg je wat voor weer is het' + een paar zinnen maken

2. Eindopdracht 2: uitleg

Keuzemenu: menu de choix Eindopdracht 1: vocabulaire 

Extra uitdagend: kijk naar het weerbericht 

 Vocabulaire: de toets maken 

Het weer = il of il y a

In het Frans gebruiken wij 'il' en 'il y a ' om over het weer te praten. 

Il + werkwoord (hij/het)

Il y a  zelf. naamwoord (er is/ er zijn)

1. De rode zinnen overschrijven in je schrift + de vertaling

2. Je hebt ze nodig voor de volgende opdracht + je kan ze gebruiken bij je eindpresentatie

1. Het regent. - Il pleut

2. Het is bewolkt. - Il y a des nuages

3. Het waait. - Il y a du vent

4. Het onweert. - Il y a des orages

5. Het sneeuwt. - Il neige

6. Het is zonnig. - Il y a du soleil

7. Il fait chaud. Het is warm.

8. Il fait froid. Het is koud.

9. Il fait beau. Het is mooi weer.

10. Il fait moche. Het is lelijk (slecht) weer.

Il y a du soleil (zoek een foto die past bij de zin)

Il pleut (zoek een passende foto)

Il fait chaud (zoek een passende foto)

Il fait froid (zoek een passende foto)

Il faut faire un chox - je moet een keuze maken

 Jeudi 22 avril

1.  Extra uitdagend: Portal, onderdeel Il fera beau demain - kijk naar het weerbericht 

2.  Vocabulaire: de toets maken 

3. Portal: de eerste twee onderdelen van Trede 14 afmaken

4. Werken aan de 2de eindpresentatie: gebruik het word-bestand in Teams