Vaste combinaties - znw&ww ww&vz Thema 5 en 6 InZicht

Workshop woordenschat B1
Vaste combinaties
Zelfstandig naamwoord en werkwoord
Werkwoord en voorzetsel
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Workshop woordenschat B1
Vaste combinaties
Zelfstandig naamwoord en werkwoord
Werkwoord en voorzetsel

Slide 1 - Tekstslide

Vaste combinaties
- Zelfstandig naamwoord (dingen) en werkwoord
- Werkwoorden en voorzetsels
 1. Voorkennis: Wat weet je al?
     Opdracht: Bespreek samen wat vaste combinaties zijn.
2. Instructie
    Wat zijn vaste combinaties van zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.
    Wat zijn vaste combinaties van werkwoorden en voorzetsels.
3. Oefenen
    Opdracht: zoek de twee delen van de combinaties bij elkaar. 
    Opdracht: spreken met vaste combinaties.
    Opdracht: zinnen schrijven met vaste combinaties.
4. Terugkijken

Slide 2 - Tekstslide

Doelen: Aan het eind van deze workshop ...
- kun je een aantal vaste combinaties benoemen van zelfstandige  
  naamwoorden en werkwoorden;
- Kun je een aantal vaste combinaties benoemen van werkwoorden en 
  voorzetsels;

- kun je zinnen schrijven met een aantal vaste combinaties;

- kun je spreken met een aantal vaste combinaties. 

Slide 3 - Tekstslide

1. Voorkennis: Wat weet je al?
Bespreek samen:

  • Wat is een vaste combinatie van een zelfstandig naamwoord en een           werkwoord?
  • Bedenk samen twee voorbeelden. 

Klassikaal nabespreken.
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
Zelfstandig naamwoord

- Een zelfstandig naamwoord is een ding.
- Je kunt er het, de of een voor zetten.

Bijvoorbeeld: het examen, de tafel, een geheim

Werkwoord

- Een werkwoord geeft aan wat iemand doet.
- Een werkwoord geeft een activiteit aan.

Bijvoorbeeld: geven, praten, doen, schrijven


Slide 5 - Tekstslide

Uitleg: vaste combinaties zelfstandig nw en werkwoord
Sommige zelfstandige naamwoorden gebruik je vaak samen met een bepaald werkwoord.
Ze zijn samen een vaste combinatie.
Ze hebben samen een betekenis.

Zelfstandig naamwoord                              Werkwoord       
Een feest                                                        geven
Koffie                                                              zetten
Rommel                                                          maken
Respect.                                                         tonen

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
5:00
1. Reclame
2. Een factuur
3. Een handtekening
4. Risico
5. Een bankrekening
6. Geduld
7. Geld
a. zetten
b. nemen
c. openen
d. maken
e. betalen
f. opnemen
g. hebben

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

1. Reclame
2. Een factuur
3. Een handtekening
4. Risico
5. Een bankrekening
6. Geduld
7. Geld
d. maken
e. betalen
a. zetten 
b. nemen
c. openen
g. hebben 
f. opnemen

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Het znw geld kun je met verschillende werkwoorden gebruiken.
In de vorige opdracht stond de combinatie Geld opnemen.

Opdracht:  Welke combinaties met het znw geld ken jij nog meer?

timer
5:00
1. Geld
2. Geld
3. Geld
4. Geld
5. Geld
a. opnemen
b. 
c. 
d. 
e. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
 Opdracht:  Bespreek de verschillende combinaties.  
Wat is de betekenis van deze combinaties?

           Klassikaal bespreken.

1. Geld
2. Geld
3. Geld
4. Geld
5. Geld
a. opnemen
b. overmaken
c. sparen
d. uitgeven
e. verdienen

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
7:00
1. Een tafel
2. Pauze
3. Muziek
5. Een hotel
6. Je koffer
7. Foto's
8. Piano
9. Een record
10. Een wandeling
a. spelen
b. maken
c. boeken
d. pakken
e. reserveren
f. maken
g. nemen
h. maken
i.  breken

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
7:00
1. Een tafel
2. Pauze
3. Muziek
5. Een hotel
6. Je koffer
7. Foto's
8. Piano
9. Een record
10. Een wandeling
e. reserveren 
g. nemen 
b/f/h. maken 
c. boeken 
d. pakken 
b/f/h. maken 
a. spelen
i. breken
b/f/h. maken

Slide 12 - Tekstslide

1. Voorkennis: Wat weet je al?
Bespreek samen:

  • Wat is een vaste combinatie van een werkwoord en een voorzetsel?
  • Bedenk samen twee voorbeelden. 

Klassikaal nabespreken.
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg
Voorzetsel

- Voorzetsels zijn woordjes die vaak iets 
  zeggen over plaats, tijd, richting.

Bijvoorbeeld: op, voor, aan, achter, met, na, 
                      naar
Werkwoord

- Een werkwoord geeft aan wat iemand doet.
- Een werkwoord geeft een activiteit aan.

Bijvoorbeeld: geven, praten doen, schrijven


Slide 14 - Tekstslide

Uitleg: vaste combinaties werkwoord en voorzetsel
Sommige werkwoorden gebruik je vaak samen met een bepaald voorzetsel.
Ze zijn samen een vaste combinatie.


Werkwoord                                                   Voorzetsel    
Nadenken                                                      over
Kijken                                                             naar
Wachten                                                         op
Lachen                                                           om

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
8:00
1. Stoppen
2. Sparen
3. Geld uitgeven 
4. Genieten
5. Beginnen
6. Meedoen
7. Verslaafd zijn
8. Verliezen
a. van
b. van
c. met
d. met
e. voor
f. aan
g. met
h. aan

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
8:00
1. Stoppen
2. Sparen
3. Geld uitgeven 
4. Genieten
5. Beginnen
6. Meedoen
7. Verslaafd zijn
8. Verliezen
c/d/g. met 
e. voor
f. aan 
a/b. van
c/d/g. met 
c/d/g. met 
g. aan
a/b. van 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht lesmethode: Zelfstandig nw en werkwoord
                                        Werkwoord en voorzetsel
Opdracht 1: 
  • Maak de opdrachten in je lesmethode. 
  • InZicht thema 5 blz. 181 en 182 en 6 blz. 221 en 222)

Opdracht 2: 
  • Bekijk de lijst van zelfstandige naamwoorden een met vast werkwoord.
  • Kies minimaal 5 vaste combinaties die je onthouden wil.
  • Schrijf hiermee nu zelf een zin mee.
  • Bespreek je zinnen met een andere cursist.
  • Lever de zinnen in.

Slide 18 - Tekstslide

Terugkijken....
- Ik kan een aantal vaste combinaties benoemen van zelfstandige                naamwoorden en werkwoorden;

- Ik kan een aantal vaste combinaties benoemen van werkwoorden                 en voorzetsels;

- Ik kan zinnen schrijven met deze vaste combinaties.  

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide