Bon (lekker) beau (mooi) Joli (knap) Haut (hoog)
Long (lang) petit (klein) jeune (jong) grand (groot) gros (dik)
vieux (oud) mauvais (slecht) nouveau (nieuw)
premier (eerste) dernier (laatste) autre (andere) chère (beste)
de bnw die voor het znw komen zou je kunnen onthouden door te bedenken dat het vaak kenmerken zijn voor mensen/dingen.