Vocabulaire chapitre 5
1 / 24
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De ouders
A
Le parent
B
Les parent
C
Les parents
D
La parent
Slide 2 - Quizvraag
Waarom
A
Pourquoi
B
Où
C
Qui
D
Quoi
Slide 3 - Quizvraag
Wie
A
Pourquoi
B
Où
C
Qui
D
Quoi
Slide 4 - Quizvraag
Waar
A
Pourquoi
B
Où
C
Qui
D
Quoi
Slide 5 - Quizvraag
Wat
A
Pourquoi
B
Où
C
Qui
D
Quoi
Slide 6 - Quizvraag
Vertaal: zingen
Slide 7 - Open vraag
Vertaal: dansen
Slide 8 - Open vraag
Vertaal: praten
Slide 9 - Open vraag
Vertaal: vragen
Slide 10 - Open vraag
Vertaal: kijken
Slide 11 - Open vraag
Heb je een leuk weekend gehad?
A
Il a passé un bon weekend?
B
On a passé un bon weekend?
C
Tu as passé un bon weekend?
D
Tu a passé un bon weekend?
Slide 12 - Quizvraag
Ja, wij hebben een film gekeken
A
Oui, j'ai regardé un film
B
Oui, on a regardé un film
C
Oui, nous avons regardé un film
D
Oui, tu as regardé un film
Slide 13 - Quizvraag
Vertaal: Was het leuk?
Slide 14 - Open vraag
Vertaal: Ja, het was super.
Slide 15 - Open vraag
Dan
A
Bien sûr
B
Alors
C
Nul
D
Trop bien
Slide 16 - Quizvraag
Natuurlijk
A
Bien sûr
B
Alors
C
Nul
D
Trop bien
Slide 17 - Quizvraag
Te gek
A
Bien sûr
B
Alors
C
Nul
D
Trop bien
Slide 18 - Quizvraag
Niet leuk
A
Bien sûr
B
Alors
C
Nul
D
Trop bien
Slide 19 - Quizvraag
Vertaal: De zus
Slide 20 - Open vraag
Vertaal: De broer
Slide 21 - Open vraag
Vertaal: De neef
Slide 22 - Open vraag
Vertaal: De nicht
Slide 23 - Open vraag
Vertaal: Geven
