13.3-2 Impulsgeleiding deel 2 5V 2223

Vandaag: Hoe komt het dat impulsen maar één kant op gaan?
Leerdoelen
Herhaalvragen
Uitleg
Toets inzien
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag: Hoe komt het dat impulsen maar één kant op gaan?
Leerdoelen
Herhaalvragen
Uitleg
Toets inzien

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les, kun je:
Uitleggen hoe het komt dat impulsen maar één kant op gaan
Uitleggen hoe myeline ervoor zorgt dat de impulsgeleiding sneller gaat
Uitleggen wat er gebeurt bij een grotere prikkel

Slide 2 - Tekstslide

Bij de behandeling van een pijnlijke handwond verdooft een arts de patiënt plaatselijk door rondom de wond te injecteren met lidocaïne. Deze stof schakelt alle sensorische neuronen op die plaats uit.
Kun je nu nog reflexmatig je hand terugtrekken bij pijn? Leg uit waarom wel/niet
Kun je nu nog bewust je hand terugtrekken? Leg uit waarom wel/niet

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Sleepvraag

Tetrodotoxine blokkeert de Na+-poortjes in het centrale en perifere zenuwstelsel. Leg uit waardoor tetrodotoxine geen invloed heeft op het rustpotentiaal.

Slide 5 - Open vraag

Sommige mensen denken gezonder te kunnen leven door kaliumzout te gebruiken in plaats van normaal zout (NaCl) dit kan echter zorgen voor Hyperkaliëmie wat ernstige spierzwakte en hartritmestoornissen kan veroorzaken
Beredeneer hoe een teveel aan kalium hartritmestoornissen zou kunnen veroorzaken.

Slide 6 - Open vraag


Slide 7 - Open vraag

Welke richting gaan impulsen op?
Vanaf de depolarisatie is er een periode dat het neuron ongevoelig is voor nieuwe prikkels, de Na+poorten kun even niet meer opnieuw geopend worden.

Deze periode is lang genoeg om te voorkomen dat de impuls ook weer terug gaat. De impuls gaat dus altijd maar één kant op.

Slide 8 - Tekstslide

Welke richting gaan impulsen op?

Slide 9 - Tekstslide

Waarom gaan ze alleen deze richting op?
Vanaf depolarisatie is er een periode dat het neuron tijdelijk ongevoelig is voor nieuwe prikkels. Deze tijd heet de absoluut refractaire periode


Slide 10 - Tekstslide

Waarom gaan ze alleen deze richting op?
Na de hyperpolarisatie zijn de Na+ poorten nog gesloten maar is de rustpotentiaal nog niet bereikt.
Deze periode heet de relatief
refractaire periode. In deze
periode kan alleen een extra
sterke prikkel het neuron opnieuw
prikkelen.

Slide 11 - Tekstslide

De actiepotentiaal of impuls in neuronen doorloopt verschillende fasen
vanaf het punt dat de drempelwaarde wordt overschreden. Uit onderzoek
aan geïsoleerde neuronen blijkt dat vooral de K+-kanalen in de axonen gevoelig zijn voor lage temperaturen.
Welk of welke van de drie genoemde processen verloopt langzamer bij
een vertraagd functioneren van de K+-kanalen? (2p)



Wel
Niet
1 de depolarisatie;

2 de repolarisatie;

3 de refractaire periode 

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe gaat het impuls zo snel op lange afstanden?
Lange uitlopers hebben een myelineschede.
Deze myelineschede versnelt de impulsgeleiding.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe gaat het impuls zo snel op lange afstanden?

Op de plek van de myeline kunnen er geen ionen in of uit de cel. Er bevinden zich geen Na+/K+-pompen of Na+ en K+ poorten.
Op de plek van de insnoering van Ranvier kan dit wél.
Hierdoor 'springt' de impuls van insnoering naar insnoering. Dit is nóg sneller.
Dit heet saltatoire impulsgeleiding.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Maakt de prikkelsterkte nog uit?
De actiepotentiaal is altijd
even sterk. Sterkere
prikkel: hogere frequentie
van actiepotentialen.

Slide 16 - Tekstslide

Toets bekijken
Wat: Bekijk je toets
Hoe: Individueel
Hoe lang: De rest van de les
Hulp: Boek, BINAS, vragen stellen
Resultaat: Je weet waar je moet oefenen voor het SE (H21 zit daar weer in!)
Klaar? Werk aan 13.3 opdrachten 3 t/m 7

Slide 17 - Tekstslide