Bio Thema 5 Ecologie - Basisstof 5.4

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 5 Ecologie 
§ 5.4 Aanpassingen bij dieren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Icoontjes:
Sla deze slide op in je favorieten of klik op het oog om de slide te verbergen.

Kleurcodes:
De kleurcodes in deze les verschillen per lesfase:

informatie
doen
Voorkennis activeren
#EBE7F7
#9C89D7
Theorie/Instructie
#F8DACF 
#FE8F6B
Verwerking
#C4E5C9
#38A84A
Afsluiting
#EBE7F7
#9C89D7

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:

  1. Vooraf:
    Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen

  2. Instructie:
    Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen

  3. Toepassing:
    Actieve verwerking, Formatief handelen 

  4. Evaluatie:
    Afsluiting

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 


Huiswerk check:
Thema 5: BS 5.3 (inclusief werkboek)
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
              Voorkennis activeren
Met een Inleiding op de les kun je de voorkennis van leerlingen activeren.

Verschillende tools die je kunt inzetten bij het activeren van de voorkennis:
  • Quizlet
  • Woordweb (in LessonUp)
  • Open vragen of Quiz-vragen in LessonUp (multiple choice)
  • Placemat (in groepjes)
  • Etc...
Checklist:
  • Bepaal welke voorkennis relevant is voor de nieuwe lesstof.
  • Ontwerp een terugblik-opdracht die deze voorkennis activeert.
  • Overweeg of en hoe thuistalen ingezet kunnen worden om de voorkennis te activeren.

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis activeren:
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te geven aan de rest van de les.

Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
Aanpassingen bij dieren
timer
2:00

Slide 8 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 

Voorkennis
Voorkennis
Voorkennis
Voorkennis
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Voorkennis
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Leerdoelen
  1. T1
  2. T2
  3. I


Checklist (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Het leerdoel is in leerlingentaal geformuleerd.
  • Het leerdoel is volgens de RTTI-methodiek geformuleerd.
  • Het leerdoel geeft een omschrijving van de context (inhoud).
  • Er wordt een werkwoord gebruikt in het leerdoel (gedrag).
  • De condities worden weergeven in het leerdoel (voorwaarden).
  • Er zijn succescriteria gekoppeld aan het leerdoel (norm).

Slide 11 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
           Leerdoelen
5.4.1 Je kunt beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

5.4.2 Je kunt beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

5.4.3 Je kunt beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 12 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
              Inleiding
Bijvoorbeeld: "Waarom denk je dat een ijsbeer een dikke vacht heeft?"

Dieren zijn meestal goed aangepast aan hun leefomgeving. Ze hebben bijzondere eigenschappen om te kunnen overleven. De aanpassingen verschillen per soort.


Begrip: aanpassingen ( in de context van dieren en hun omgeving).​
Bijvoorbeeld: "Waarom denk je dat een ijsbeer een dikke vacht heeft?"

Slide 13 - Tekstslide

Inleiding
Door een goede inleiding voelen leerlingen zich betrokken en begrijpen ze het belang van wat ze gaan leren. Dit vergroot hun motivatie en leerresultaten. 
Waarom zijn dieren goed aangepast aan hun leefomgeving?
A
Ze leven in dezelfde omgeving.
B
Ze hebben bijzondere eigenschappen om te overleven.
C
Ze hebben geen aanpassingen nodig.
D
Ze eten alleen planten.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

           Theorie
Voorzie de theorie van (geanonimiseerde) voorbeelden, zodat de leerlingen beter weten wat er van hen verwacht wordt. 
Het is aan te raden om voorbeelden van verschillende kwaliteit te laten zien om kwaliteitsbesef bij te brengen.
Checklist: (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Interactieve uitleg (responsief): wisbordjes, LessonUp check-vragen, Cornell-methode.
  • Een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren.
  • Meertaligheid functioneel inzetten.
  • Iedereen bij de les betrekken.

Slide 15 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Aanpassingen bij dieren
Organismen zijn op veel manieren aangepast aan hun milieu (leefomgeving). 
  • Aanpassingen bij dieren.
  • Aanpassingen bij waterdieren
  • Aanpassingen bij landdieren
  • Aanpassingen bij vogels
  • De poten van landzoogdieren 

Begrippen:


Slide 16 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Aanpassingen 
Dieren:
o IJsbeer: heeft een dikke vacht tegen de kou en scherpe klauwen om zeehonden te vangen.









o Boomkikker: Een boomkikker is groen en valt daardoor niet op. Zo kan hij goed insecten vangen en zien roofdieren hem niet gemakkelijk.



Slide 17 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat is een aanpassing van de ijsbeer?
A
Dikke vacht tegen de kou
B
Groene kleur om niet op te vallen
C
Scherpe klauwen om zeehonden te vangen
D
Vleugels om te vliegen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen 
Waterdieren:
o Vissen:
Vissen zijn op vier manieren aangepast aan het leven in het water:
• Met de kieuwen haalt een vis zuurstof uit het water.
• De vinnen gebruikt een vis bij het zwemmen. De vis zwemt vooral met zijn staartvin. Met de andere vinnen houdt hij zich rechtop in het water.
• De huid van een vis is vaak bedekt met schubben en een laag slijm. Hierdoor is de huid heel glad. Zo kan een vis gemakkelijker door het water glijden.
• De lichaamsvorm van een vis is gestroomlijnd. Hierdoor kan een dier gemakkelijker door het water zwemmen. Ook vogels en zoogdieren die in het water leven, zijn gestroomlijnd (zie afbeelding 3).


Begrippen:
Gestroomlijnd: Het lichaam is zo gevormd, dat er weinig weerstand is van lucht of water





Slide 19 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Aanpassingen 
Waterdieren:

Begrippen:
Gestroomlijnd: Het lichaam is zo gevormd, dat er weinig weerstand is van lucht of water





Slide 20 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Hoe halen vissen zuurstof uit het water?
A
Met hun staart
B
Met hun vinnen
C
Met kieuwen
D
Met hun huid

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen 
Landdieren:
  • Een zwaar voorwerp optillen gaat onder water gemakkelijker dan op het land. Dat komt doordat het water ‘helpt met dragen’. 
  • Je lichaam dragen op het land is dus zwaarder dan je lichaam dragen onder water. Daarom hebben veel landdieren stevige poten en een zwaarder skelet.

Poten van landzoogdieren:
Landzoogdieren lopen op verschillende manieren. Je kunt ze in drie groepen verdelen:
  • Een zoolganger loopt op de hele voetzool (zie afbeelding 8.1). Hierdoor ontstaat een beter evenwicht. Ook zakt een zoolganger hierdoor niet snel weg in een zachte bodem.
  • Een teenganger loopt op de tenen (zie afbeelding 8.2). Hierdoor kan een teenganger snel lopen.
  • Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen (zie afbeelding 8.3). De teen is bedekt met een hoef. Een hoefganger kan nog sneller lopen.


Slide 22 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Aanpassingen 
Poten van landzoogdieren:



Slide 23 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Aanpassingen 
Begrippen - Poten van landzoogdieren:
Zoolgangers: Dieren die op hun hele voetzool lopen.
Teengangers: Dieren die op hun tenen lopen.
Hoefgangers: Dieren die op de toppen van hun tenen lopen.




Slide 24 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Welke manier van lopen heeft een zoolganger?
A
Loopt op de toppen van de tenen
B
Loopt op de hele voetzool

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het makkelijker om te tillen onder water?
A
Het is altijd makkelijker onder water
B
Water helpt met dragen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen 
Vogels
Ook bij vogels zijn de poten aangepast aan hun omgeving en gedrag. In afbeelding 10 zie je een overzicht van vijf groepen vogels en hun poten.


Ook de snavel van een vogel is aangepast aan het voedsel dat hij eet en het milieu waarin hij leeft. Dat zie je in afbeelding 11. Vijf soorten snavels zijn: kegelsnavel, pincetsnavel, haaksnavel, priemsnavel en zeefsnavel.

Begrip 
Kegelsnavel: Korte snavel bij zangvogels om zaden te kraken.
Pincetsnavel: Rechte, spitse snavel bij zangvogels om insecten te vangen.
Haaksnavel: Korte, kromme snavel bij roofvogels om een prooi in stukken te scheuren.
Priemsnavel: Snavel om diertjes uit een zachte bodem te prikken.
Zeefsnavel: Snavel om kleine plantjes en diertjes uit het water te zeven.


Slide 27 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Aanpassingen 
Vogels


Slide 28 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat is een kegelsnavel?
A
Snavel om diertjes uit zachte bodem te prikken.
B
Korte, kromme snavel bij roofvogels.
C
Korte snavel om zaden te kraken.
D
Rechte snavel om insecten te vangen.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

           Instructie
Instructie
Bied je instructie gestructureerd en in 'kleine brokjes' aan. 
Voorzie de instructie van praktische- en herkenbare voorbeelden.
Checklist: (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Interactieve uitleg (responsief): wisbordjes, LessonUp check-vragen, Cornell-methode.
  • Een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren.
  • Meertaligheid functioneel inzetten.
  • Iedereen bij de les betrekken.

Slide 30 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Leerdoel 1
5.4.1 Je kunt beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
• Organismen hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en levenswijze.
• Waterdieren hebben aanpassingen aan het leven in het water.
– Waterdieren hebben vaak kieuwen om zuurstof uit het water op te nemen.
– De staartvin gebruiken ze om vooruit te komen.
– Bij vissen is de huid bedekt met schubben en een laag slijm.
– Het lichaam is gestroomlijnd. Zo kan het dier gemakkelijker door het water zwemmen.

Leerdoel 2
5.4.2 Je kunt beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
• Landdieren hebben aanpassingen om hun eigen gewicht te dragen, zoals stevige poten en een zwaar skelet.
• De poten van landzoogdieren hebben aanpassingen aan de manier van leven en de bodem waarop ze leven.
– Zoolgangers lopen op de hele voetzool. Hierdoor ontstaat een beter evenwicht en zakken ze niet snel weg in een zachte bodem.
– Teengangers lopen op hun tenen.
– Hoefgangers lopen op de toppen van hun tenen. Om de teen zit een hoef, zoals bij een paard.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 3
5.4.3 Je kunt beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving.
• De poten van vogels hebben aanpassingen aan de omgeving en het gedrag.
– Zangvogels hebben drie tenen naar voren en één teen naar achteren. Hierdoor kunnen ze zich vastklemmen aan takken.
– Roofvogels hebben scherpe klauwen waarmee ze hun prooi grijpen.
– Loopvogels hebben poten waarmee ze hard kunnen lopen.
– Watervogels hebben zwemvliezen tussen de tenen waarmee ze goed kunnen zwemmen.
– Steltlopers hebben lange poten waardoor de romp droog blijft in ondiep water. Sommige soorten hebben kleine zwemvliezen tussen de tenen.
• De snavels van vogels hebben aanpassingen aan het milieu en het voedsel dat ze eten.
– kegelsnavel: korte snavel bij zangvogels die zaden eten
– pincetsnavel: bij zangvogels die insecten eten
– haaksnavel: bij roofvogels om hun prooi te verscheuren
– priemsnavel: om diertjes uit een zachte bodem te prikken
– zeefsnavel: om kleine plantjes en diertjes uit het water te zeven

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer is mijn opdracht goed?
Leerlingen noteren hier succescriteria

Slide 33 - Open vraag

Succescriteria
Hiermee maak je leerlingen duidelijk wat er van hen verwacht wordt en welke criteria bepalen of hun werk succesvol is. Dit helpt hen beter te begrijpen waar ze naartoe werken en verhoogt hun focus en motivatie. Door succescriteria te bespreken of samen met leerlingen op te stellen, bevorder je eigenaarschap en geef je hen een concreet kader om hun werk aan te toetsen tijdens en na het uitvoeren van de opdracht.
           Aan de slag
Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
Checklist: (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Expliciete instructie voor toepassingsopdracht: wat, hoe, hoe lang, klaar?
  • Afwisseling in oefentypes (herkneden van de lesstof)
  • Eerst voordoen, daarna begeleidt inoefenen, vervolgens zelfstanding en weer samen (ik--wij-jij/jullie-wij)
  • Het leren zichtbaar maken (zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode )
  • Differentiëren waar nodig: heterogeen en flexibel.
timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
           Aan de slag
Maken: BS. 5.4 Opgave: (1, 2), 5 ,6, 7  *5 t/m 7 is examenstof  
 
Oefenen met flitskaarten
Maak de vragen van Test Jezelf
Begrippen oefenen met:                        Klik HIER             
Tips:
Maak samenvattingen per basisstof.
Maak aantekeningen tijdens de les.
Oefen en leer de begrippen.
timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen

De vraag kan hier 
geplaatst worden.
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 36 - Quizvraag

7. Formatief handelen
De docent geeft de leerlingen gedurende de les gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt willekeurig leerlingen met open vragen. De docent stimuleert kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen elkaars werk te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden te gebruiken, gevolgd door geïnformeerde vervolgstappen.
           Afsluiting
Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 
Checklist:
  • Zijn de leerdoelen behaald?
  • Les in context plaatsen van de periode 
  • Het leren en het gedrag samen evalueren
  • Vooruitblikken adhv JdW-planner  

Slide 37 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 
           Begrippen
           uit deze les

Gestroomlijnd: Het lichaam is zo gevormd, dat er weinig weerstand is van lucht of water.
Haaksnavel: Korte, kromme snavel bij roofvogels om een prooi in stukken te scheuren.
Hoefgangers: Dieren die op de toppen van hun tenen lopen.
Kegelsnavel: Korte snavel bij zangvogels om zaden te kraken.
Pincetsnavel: Rechte, spitse snavel bij zangvogels om insecten te vangen.
Priemsnavel: Snavel om diertjes uit een zachte bodem te prikken.
Teengangers: Dieren die op hun tenen lopen.
Zeefsnavel: Snavel om kleine plantjes en diertjes uit het water te zeven.
Zoolgangers: Dieren die op hun hele voetzool lopen.


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exit ticket (formatief evalueren)

Zie voorbeelden in de map TOOLS van de gedeelde map.
Je kunt voor meer Exit tickets ook op onderstaande website kijken:

Slide 39 - Tekstslide

Formatief evalueren: 
Het werken met leerdoelen maakt effectief feedback geven mogelijk.
Gedurende de les wordt continue geëvalueerd in hoeverre de leerlingen de leerdoelen
beheersen. Leerlingen gaan pas aan de slag met het volgende leerdoel wanneer zij
aantonen de vorige te beheersen. De docent laat op verschillende manieren weten waar
leerlingen naartoe werken (feed-up), of zij goed bezig zijn (feed-back) en wat de volgende
stap is (feedforward). Deze feedback is niet alleen gericht op een taak/product, maar vooral
ook op hoe leerlingen op een juist antwoord zijn gekomen (proces). Enkele praktische tips
om met formatief evalueren aan de slag te gaan: https://toetsrevolutie.nl/?p=2298 &
https://hetdigitalewerkvormenboek.files.wordpress.com/2020/07/het-digitale-
werkvormenboek.pdf

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Eindslide

Ruimte voor een afsluitend woord.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies