Les 2: De industriële revolutie en politieke stromingen

Nederland (1848-1914)
Les 2: De industriële revolutie en politieke stromingen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederland (1848-1914)
Les 2: De industriële revolutie en politieke stromingen

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord weg en waarom?
grondwet 1848

Willem II

Willem I

Thorbecke

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord weg en waarom?
Vrijheid van godsdienst

klassieke grondrechten

Vrijheid van meningsuiting

ministeriele verantwoordelijkheid

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord weg en waarom?
Tweede Kamer

recht van amendement

Eerste Kamer

budgetrecht

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord weg en waarom?
algemeen kiesrecht

censuskiesrecht

caoutchouc-artikel

parlementaire democratie

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord weg en waarom?
P.J. Troelstra

Luxemburgse kwestie

Tweede Kamer

Willem III

Slide 6 - Tekstslide



We gaan terug naar de 19e eeuw....

Slide 7 - Tekstslide

De leerdoelen
1. Je kunt ontwikkelingen in de industriële samenleving in de 19e eeuw uitleggen.
2. Je kunt opvattingen van liberalen en socialisten beschrijven.
3. Je kunt vier voorbeelden geven van sociale wetten uit de 19e eeuw.


4.  Je kunt opvattingen van confessionelen en feministen beschrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je al van politieke stromingen?

Slide 9 - Woordweb

De opkomst van de industrie
Halverwege de 19e eeuw was de industrie in Nederland nog nauwelijks op gang gekomen. Daar kwam echter verandering in.

Slide 10 - Tekstslide

Verbeterde infrastructuur
Met de komst van de industriële revolutie verbeterde ook de infrastructuur. Er werden (betere) wegen, spoorwegen en kanalen aangelegd. Belangrijke havens werden uitgebreid.

Slide 11 - Tekstslide

Waar zou deze bron over gaan?

Slide 12 - Tekstslide

Waar zou deze bron over gaan?

Slide 13 - Woordweb

Modern imperialisme
Vanuit de hele wereld kwamen de grondstoffen die nodig waren voor de industrie naar bv. de haven van Rotterdam. Ook Nederland wilde meer overzeese gebieden (kolonies).

Slide 14 - Tekstslide

Gevolgen industrialisatie 
De industrialisatie had grote gevolgen voor de Nederlandse samenleving.  Mensen trokken van het platteland naar de steden (verstedelijking) en kwamen terecht in arbeiderswijken.

Slide 15 - Tekstslide

Zware werkomstandigheden
De omstandigheden waarin de arbeiders in bv. de fabrieken of mijnen moesten werken, waren extreem zwaar:
  • lage lonen
  • lange werkdagen/geen vakantie
  • onveilige fabriekshallen
  • onhygiënisch 
  • altijd kans op ontslag

Slide 16 - Tekstslide

Kinderarbeid....
De lonen waren zo laag, dat de arbeiders gedwongen waren hun kinderen al op jonge leeftijd te laten werken.

Slide 17 - Tekstslide

De sociale kwestie
De ellendige woon- en werkomstandigheden van de arbeiders werd de sociale kwestie genoemd. Pas vanaf 1870 wilden politici iets aan deze kwestie doen, maar hoe....

Slide 18 - Tekstslide

7

Slide 19 - Video

01:56
Hoeveel procent van de wereldbevolking leefde
rond 1800 in de steden?
A
1%
B
3%
C
10%
D
20%

Slide 20 - Quizvraag

02:29
In welk land zorgde wetenschappelijke ontdekkingen voor verandering?
A
Nederland
B
Engeland
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 21 - Quizvraag

03:07
Er kwamen steeds meer fabrieken. Naar welk "product"
nam de vraag toe?
A
voedsel
B
textiel
C
grondstoffen
D
machines

Slide 22 - Quizvraag

03:54
Welke uitvinding speelde een cruciale rol bij de industrialisatie? De uitvinding van de ...

Slide 23 - Open vraag

04:43
Wat was de snelste manier van reizen voor de komst van de stoomtrein?
A
zeppelin
B
lopend
C
te paard
D
trekschuit

Slide 24 - Quizvraag

05:51
Wat haalden de Europese landen
uit hun koloniale gebieden?
A
wapens
B
soldaten voor hun leger
C
grondstoffen
D
textiel

Slide 25 - Quizvraag

06:52
Welk woord ontbreekt?
Modern imperialisme zorgde ook voor de uitbreiding van de .....markt.

Slide 26 - Open vraag

Politieke stromingen
Al rond 1825 ontstonden verschillende politieke stromingen zoals liberalisme en socialisme. Na 1848 en zeker na 1887 steeg de politieke participatie door uitbreiding van het kiesrecht.

Slide 27 - Tekstslide

Emancipatie
Steeds meer bevolkingsgroepen wilden hun stem laten horen en kwamen op voor (gelijke) rechten. Ze gingen zich organiseren door bijv. het oprichten van politieke partijen.

Nu:                                                                      

Slide 28 - Tekstslide

De liberalen
Elke politieke stroming had haar eigen denkbeelden over de maatschappij (ideologie) en de rol van de overheid. Liberalen waren voor vrijheid en zo min mogelijk overheidsbemoeienis.

1885
 ---> 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

De socialisten
De socialisten wilden juist dat de overheid zo veel mogelijk moest doen om de verschillen tussen arm en rijk te verkleinen. Maar de socialisten waren verdeeld. Revolutie?

                                                                  Karl Marx
                                                                   ---> 

Slide 31 - Tekstslide

P.J. Troelstra
De gematigde socialisten (sociaaldemocraten) wilden geen revolutie. In 1894 werd de SDAP opgericht o.l.v. P.J. Troelstra. Belangrijkste doel: algemeen (mannen)kiesrecht.

Slide 32 - Tekstslide

Sociale wetgeving
Als de SDAP de grootste partij zou worden, dan zou deze partij zorgen voor meer sociale wetten om de arbeiders te beschermen. De Armenwet (1854) was niet voldoende.

Slide 33 - Tekstslide

Kinderwetje van Van Houten
Ook was in 1874 al het Kinderwetje Van Van Houten ingevoerd. Deze beschermde maar een deel van de kinderen tegen kinderarbeid. Er moest echt meer gebeuren...

Slide 34 - Tekstslide

Vakbonden
De arbeiders probeerden zich steeds vaker te verenigen en zo een vuist te maken tegen de werkgevers. Door de krachten te bundelen stonden ze sterker, maar ook dit kostte veel tijd...

Slide 35 - Tekstslide

Andere sociale wetten
Buiten de Armenwet en het Kinderwetje werd er vanuit Den Haag nog te weinig gedaan. Het proces verliep traag, maar rond 1900 kwamen nog wel de Ongevallenwet en de Woningwet.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

De leerdoelen
1. Je kunt ontwikkelingen in de industriële samenleving in de 19e eeuw uitleggen.
2. Je kunt opvattingen van liberalen en socialisten beschrijven.
3. Je kunt vier voorbeelden geven van sociale wetten uit de 19e eeuw.


4.  Je kunt opvattingen van confessionelen en feministen beschrijven.

Slide 38 - Tekstslide

De protestanten
Net als de socialisten waren ook de protestanten bezig met emancipatie. Hun leider Abraham Kuyper richtte in 1879 de eerste Nederlandse politieke partij op: de ARP.

Slide 39 - Tekstslide

De kleine luyden
Aanhangers van de ARP werden de kleine luyden genoemd. Dit waren eenvoudige maar gelovige mensen. De ARP vond dat het christelijk denken meer moest terug komen in de politiek.

de Bijbel                                                                                               
--->                                                                                                

Slide 40 - Tekstslide

De katholieken
Met de komst van de nieuwe Grondwet van 1848 was er ook vrijheid van godsdienst. Toch voelden de katholieken zich achtergesteld. Ook deze groep kwam voor zichzelf op.

Slide 41 - Tekstslide

Herman Schaepman
De leider van de katholieken speelde een belangrijke rol in de emancipatie. Toch duurde het vrij lang, voordat de RKSP (Rooms-Katholieke Staatspartij) werd opgericht (1926).

Slide 42 - Tekstslide

De confessionelen
De katholieken en protestanten botsten veel met elkaar, maar de ongelovige liberalen en socialisten zorgde er toch voor dat ze in de politiek veel gingen samenwerken: de confessionelen.

Slide 43 - Tekstslide

De schoolstrijd
De confessionelen wilden dat de bijzondere scholen ook werden bekostigd vanuit de overheid i.p.v. alleen de openbare scholen. Deze strijd om geld wordt de schoolstrijd genoemd.

Slide 44 - Tekstslide

De verzuiling
De verschillende stromingen richtten hun eigen partijen op, maar ook hun eigen (sport)verenigingen, 
kranten, universiteiten/scholen etc. 
De samenleving raakte verzuild.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

De Eerste Feministische Golf
Er ontstond ook een beweging voor vrouwenemancipatie 
(feminisme). Alle vrouwen waren ondergeschikt aan de man. Zij hadden geen kiesrecht en mochten geen (hoge) opleiding volgen.

Slide 47 - Tekstslide

Vrouwenkiesrecht
In 1894 werd de VvVK (Vereniging voor Vrouwenkiesrecht) opgericht o.l.v. Aletta Jacobs. Na jarenlange strijd is in 1919 het doel bereikt: algemeen vrouwenkiesrecht (actief en passief).

Slide 48 - Tekstslide

Vrije Vrouwenvereniging
Een deel van de feministen vond alleen de strijd voor vrouwenkiesrecht niet ver genoeg gaan. Zij wilden volledige gelijkheid en richtte de VVV op o.l.v. Wilhelmina Drucker.

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Video