Blok 4 Grammatica Kader (met Meewerkend voorwerp)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

blok 4 grammatica

Lesdoelen

Na deze les:

• Kun je bijvoeglijke naamwoorden in een zin herkennen en benoemen. 
• Kun je het meewerkend voorwerp herkennen in een zin = KADER

Zinsleer

• PV
• WWG
• OND
• LV
• MV

Woordleer

• Lidwoord
• Zelfstandig naamwoord
• Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord (bnw) 

zegt iets over een zelfstandig naamwoord (znw) 

bijvoeglijk naamwoord

de jas

de rode jas

rode zegt iets over de jas.

Oefenen! 

In de volgende oefening ga je zelf bijvoeglijke naamwoorden bedenken. Je mag er zoveel bedenken als je wilt ! 

de .... hond

een ... film

en nu andersom

Bedenk een zelfstandig naamwoord bij de volgende bijvoeglijke naamwoorden: 

vermoeiende

Breid de zin uit met 2 bijvoeglijke naamwoorden.

De kabouter vindt een pot aan het einde van de regenboog.

Maak een zin met 3 bijvoeglijke naamwoorden erin.

huiswerk

maak opdracht  8 tm 11 op blz 168 / 169

 meewerkend voorwerp

Welke stappen van zinsontleding ken je?

Zinsontleding: hoe moest het ook alweer? 

1. Zoek de persoonsvorm

(zin vragend maken / tijdproef)

2. Zoek het wwg

(alle werkwoorden in de zin bij elkaar zetten)

3. zoek het onderwerp

(vraag: wie/wat + wwg)

4. Zoek het lijdend voorwerp

(vraag: wie/wat + wwg + onderwerp)

een voorbeeld:

Mijn vader repareert vanmiddag mijn lekke band. 

PV = repareert

wwg = repareert

ond = (wie repareert?)  Mijn vader

lv = (wat repareert mijn vader?) mijn lekke band

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
pv =

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
wwg =

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
ond =

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
lv =

Jan heeft de toets aan de leraar gegeven.
WWG =

Jan heeft de toets aan de leraar gegeven.
OND=

Jan heeft de toets aan de leraar gegeven.
LV=

Zit er in elke zin een lijdend voorwerp?

1. ja
2. nee

meewerkend voorwerp

in het KGTboek

 opdracht 1 blz 167 maken we samen

opdarcht 2 blz 168 zelfstandig

Meewerkend voorwerp

AAN/VOOR wie + WWG + OND + LV ?

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.

Kan je 'aan' weglaten' ?

Ik gaf aan mijn beste vriend een mooi cadeau.
MV =

1. Ik
2. aan mijn beste vriend
3. een mooi cadeau
4. gaf

Lisa schonk een duur horloge aan haar vriend.
MV =

1. aan haar vriend
2. Lisa
3. schonk
4. een duur horloge

De boer geeft de paarden hooi.

MV =

1. De boer
2. geeft
3. de paarden
4. hooi

Ik leen mijn zus nooit iets.

MV =

1. mijn zus
2. ik
3. nooit
4. iets

Maak zelf een zin met een meewerkend voorwerp erin.

Weet je nu hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden?

1. ja
2. soms
3. nee

https:

www.jufmelis.nl

learningapps.org

https: