elektriciteit huis

Het huis - Klas 2 - Les  wk 46/47
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Het huis - Klas 2 - Les  wk 46/47

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning:
  • Terugblik vorige les
  • Doornemen Planning
  • elektriciteit video
  • Theorie en aan de slag! 
  • (TK 4 )
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning: havo
  • Terugblik vorige les
  • Doornemen Planning
  • elektriciteit video
  • Theorie en aan de slag! 
  • (TK 4 en TK 5)
  • Afsluiting van de les

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je beschrijft wat elektronen zijn.
  • Je beschrijft hoe een stroomkring in elkaar zit en werkt en deze ook tekenen.
  • Je beschrijft wat spanning is en kent de eenheid hiervan.
  • Je benoemd wat de stroomsterkte is en kent de eenheid hiervan.
  • Je benoemd wat geleidende materialen zijn en kunt hiervan voorbeelden noemen.






Slide 4 - Tekstslide

Mens en machine
Klas 2 havo

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

Mededeling:
Deze week korte lessen, werk volgende week in keuze uren verder aan jullie huis/kamer, denk ook aan verslag en logboek
Ckeck je werk met  het beoordelingsformulier
1:  TK 1 en 2 herhalen met quizizz
UItleg stroom (vorige module Het huis)
 Poster maken robot/mens(PK 1) en orgaan opdracht zit op de site in TK 1 worden einde les uitgedeeld (huiswerk en oefening voor de organen)













Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Herhaling Kaart organen & orgaanstelsels
Je benoemd de belangrijkste organen die horen bij de orgaanstelsels:
Verterings- / ademhalings- / bloedvaten- /zenuw- en uitscheidingsstelsel.
Je beschrijft de functie van deze orgaanstelsels.
Theoriekaart 1 - Opbouw organisme
Je beschrijft de volgende begrippen en noemt voorbeelden van: een molecuul, een cel, een weefsel, een orgaan, een orgaanstelsel en een organisme.
Je zet de begrippen (molecuul, cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme) in de juiste volgorde van groot naar klein en andersom.
Je benoemd de vier verschillende groepen organismen.
Je beschrijft de overeenkomsten en verschillen tussen de dierlijke- en plantencellen.
Theoriekaart 2 - Opbouw Robot
Je beschrijft in eigen woorden wat een robot is, noemt verschillende voorbeelden en benoemd de vijf onderdelen en bijbehorende functies.
Je benoemd voor- en nadelen van robots en hun inzet in het dagelijks leven.
Praktijkkaart 1 - Mens VS Robot
Je vergelijkt de vijf onderdelen van een robot met de organen en orgaanstelsels bij een mens.












  • Je benoemd de belangrijkste organen die horen bij de orgaanstelsels:
 Verterings- / ademhalings- / bloedvaten- /zenuw- en uitscheidingsstelsel.
  •  Je beschrijft de functie van deze verschillende orgaanstelsels.
  •  Je beschrijft de volgende begrippen en noemt voorbeelden van: een molecuul, een cel, een weefsel, een orgaan, een orgaanstelsel en een organisme.
  •  Je zet de begrippen (molecuul, cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme) in de juiste volgorde van groot naar klein en andersom.
  •  Je benoemd de vier verschillende groepen organismen.
  •  Je beschrijft de overeenkomsten en verschillen tussen de dierlijke- en plantencellen. 
  • Je beschrijft in eigen woorden wat een robot is, noemt verschillende voorbeelden en benoemd de vijf onderdelen en bijbehorende functies.
  • Je benoemd voor- en nadelen van robots en hun inzet in het dagelijks leven.












Leerdoelen TK 1 en 2

Slide 7 - Tekstslide

quizizz
Maak de quiz om de TK 1 en 2 te herhalen
timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen, havo
  • Je legt uit wat elektronen zijn.
  • Je legt uit hoe een stroomkring werkt, vertelt uit welke onderdelen deze bestaat en kan deze tekenen.
  • Je vertelt wat spanning en stroomsterkte is en noemt de eenheid hiervan.
  • Je weet wat geleidende materialen zijn en kunt hiervan voorbeelden noemen.
  • Je berekent het vermogen en de stroomsterkte met behulp van de formule: P = U x I.
  • Je legt uit wanneer er overbelasting/kortsluiting is en wat er dan gebeurt.
  • Je kent de formule: U = I x R en kunt hiermee verschillende berekeningen uitvoeren

Slide 9 - Tekstslide

electriciteit, de video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Stroomkring
Een schakeling bestaat uit een aantal elektrische onderdelen aan elkaar. In het voorbeeld hiernaast zijn dat; een lampje, batterij en stroomdraadjes

De stroomdraadjes zijn gemaakt van koper (een metaal) en daaromheen een laagje kunststof.


 


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Aan de slag!
Aan de slag!
timer
20:00
Nu afmaken:
-   Theoriekaart 4 - Stroom in huis (website!!)
-   Maak het A 4 "electriciteit" compleet met aantekeningen en plak het in je theorieschrift!

Ben je klaar? dan afmaken:
 Lees praktijkkaart 5: volgende les lampje maken in jullie kamer
  • Lees nogmaals de verwarming PK 4), volgende les de verwarming in je kamer plaatsen.
  • Maak van de vier meubels een technische tekening, zodat die in het verslag gestopt kan worden
Is je kamer nog niet in elkaar getimmerd, schrijf je dan in bij een keuze uur omdat voor elkaar te krijgen!

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Aan de slag!  havo
timer
7:00
Nu afmaken bij module huis
-   Theoriekaart 4  (website!!)
-   Maak het A 4 "electriciteit" eerste stuk invullen  en plak het in je theorieschrift!

Ben je klaar? Maak de opgaven over berekenen vermogen (docent deeld uit)
En lees eventueel alvast TK 5

Slide 18 - Tekstslide

Bespreken TK 4:

Slide 19 - Tekstslide

Het vermogen van een apparaat is hoeveel elektrische energie een apparaat in een seconde gebruikt. Het vermogen druk je uit in Watt (W).

De stroomsterkte = hoeveelheid elektronen. Stroomsterkte heeft de eenheid Ampère (A).
Spanning = de hoeveelheid energie die de elektronen hebben. Spanning heeft de eenheid Volt (V)

Slide 20 - Tekstslide

Stroomkring tekenen
Spanningsbron

Stroomdraad

Lampje 

Schakelaar

Slide 21 - Tekstslide

schakelaar
als de schakelaar geactiveerd wordt heb je een gesloten stroomkring.

als deze niet geactiveerd is heb je een open stroomkring

Slide 22 - Tekstslide

Schakelingen
Hoe werkt een schakelaar?

  • Schakelaar > met een schakelaar kun je een 
stroomkring sluiten en verbreken
- zo zet je een apparaat in een stroomkring aan of uit.

Slide 23 - Tekstslide

Grootheden, Symbolen, eenheden
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Vermogen
P
Watt
W
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Spanning
U
Volt
V
Weerstand
R
Ohm
Ω

Slide 24 - Tekstslide

Berekening vermogen

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Aan de slag!  havo
timer
10:00
Nu afmaken in de module huis
-   Theoriekaart  5  (website!!)
-   Maak het A 4 "electriciteit" compleet met aantekeningen en plak het in je theorieschrift!

Ben je klaar? :
 Start met de opgavenbladen die de docent uitdeeld met sommen om vermogen en weerstand te berekenen

Slide 26 - Tekstslide

Bespreken TK 5:

Slide 27 - Tekstslide

Weerstand berekenen

  • Weerstand  berekenen: 

  • R= Weerstand in ohm
  • U = spanning in volt
  • I = stroomsterkte in ampere

Slide 28 - Tekstslide

Weerstand berekenen

Maar hoe werkt dat nou als je  U niet weet, of R niet weet, of I niet weet?

Dan ga je op deze manier aan het rekenen. 

Slide 29 - Tekstslide

Grootheden, Symbolen, eenheden
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Vermogen
P
Watt
W
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Spanning
U
Volt
V
Weerstand
R
Ohm
Ω

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Het huis:
TK 3 en 4 + de oefenopgaven over stroom


Slide 31 - Tekstslide

Terugblik: Leerdoelen

  • Je beschrijft wat elektronen zijn.
  • Je beschrijft hoe een stroomkring in elkaar zit en werkt en deze ook tekenen.
  • Je beschrijft wat spanning is en kent de eenheid hiervan.
  • Je benoemd wat de stroomsterkte is en kent de eenheid hiervan.
  • Je benoemd wat geleidende materialen zijn en kunt hiervan voorbeelden noemen.

Hoe gewerkt?



Slide 32 - Tekstslide