Hoofdletters en leestekens

Nederlands 

hoofdletters en leestekens 

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 

hoofdletters en leestekens 

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel

Hoofdletters

  • Ik kan de regels voor hoofdletters correct toepassen in een tekst.



 

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  1

 Altijd aan het begin van de zin:

 Morgen gaan we naar een feest van een vriend.

  Uitzonderingen: geen hoofdletter begin van de zin:
  • als de zin begint met een cijfer of getal
       100 meter verderop is een tankstation.
  • 's of 't aan begin van zin: dan hoofdletter bij tweede letter
       's Nachts droom ik dat ik op een mooi eiland ben met zon en zee.






Slide 4 - Tekstslide

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
de boom valt om.
B
De boom valt om.

Slide 5 - Quizvraag

2. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
25 euro moest ik betalen voor dat t-shirt.
B
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt.

Slide 6 - Quizvraag

3. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S Nachts zie je de maan het best.
B
'S nachts zie je de maan het best.
C
's nachts Zie je de maan het best.
D
's Nachts zie je de maan het best.

Slide 7 - Quizvraag

4. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
B
's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
C
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
D
's-hertogenbosch Is de hoofdstad van Noord-Brabant.

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg hoofdletters  3

Eigennamen of afgeleiden

  • personen                   : Max, Lisa
  • naam organisatie MBO Den Bosch
  • aardrijkskunde       :  Alpen, Rusland, Turkse pizza
  • merknamen             :  Adidas, Mac Donalds
  • boek/film/tv-serie : Spijt, Home Alone
  • feestdagen               : Kerstmis, Suikerfeest, Koningsdag
  • historische gebeurtenissen: Tweede Wereldoorlog















Slide 9 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  4

Uitzonderingen: geen hoofletter eigennamen

  •  stromingen en afgeleiden    :  christendom, islam, kerstvakantie
  •  windstreken                                 : oosten, westen, zuidoosten
  •  historische perioden                : prehistorie,  middeleeuwen
  • functiebenamingen en titels : minister-president
  • seizoenen                                       : herfst-winter-lente-zomer
  • maanden                                          : november, december               















Slide 10 - Tekstslide

5. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Is jeroen vandaag ziek?
B
Is Jeroen vandaag ziek?

Slide 11 - Quizvraag

6. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Vanavond eten we italiaanse salade met mozzarella.
B
Vanavond eten we Italiaanse salade met mozzarella.

Slide 12 - Quizvraag

7. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones.
C
De beste serie ik Game of thrones.
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 13 - Quizvraag

8. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Met pasen eten we bij mijn oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn oma.

Slide 14 - Quizvraag

9. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Zijn dat echte Nike-schoenen?
B
Zijn dat echte nike-schoenen?

Slide 15 - Quizvraag

10. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Dat kasteel is gebouwd in de middeleeuwen.
B
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen.

Slide 16 - Quizvraag

11. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De zon komt op in het oosten.
B
De zon komt op in het Oosten.

Slide 17 - Quizvraag

12. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
In de kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
B
In de Kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.

Slide 18 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op hoofdlettergebruik.
A
De maand november valt in de herfst.
B
De maand November valt in de herfst.
C
De maand November valt in de Herfst.
D
De maand november valt in de Herfst.

Slide 19 - Quizvraag

13. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Deze zomer gaan we op vakantie naar Spanje.
B
Deze zomer gaan we op vakantie naar spanje.

Slide 20 - Quizvraag

14. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Die nieuwe Samsung-telefoon vind ik erg duur.
B
Die nieuwe samsung-telefoon vind ik erg duur.

Slide 21 - Quizvraag

Leestekens

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoel

Leestekens

  • Ik kan de regels voor punt, komma en aanhalingstekens correct toepassen in een tekst.



 

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg leestekens - punt

Punt: achter elke zin


Ik laat de hond uit.


Slide 24 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (1)
  • tussen 2 persoonsvormen

        Als jij de hond uitlaat, bak ik alvast de pannenkoeken.

  • in een opsomming

        Bij de bakker koop ik brood, krentenbollen , croissantjes en koekjes.

  •  voor een voegwoord     
      Dat vind ik een goed idee, want dan zijn we op tijd klaar.
  • in een lange zin  

       Het is een misvatting (pauze), dat jongeren niet nadenken
    over hun toekomst.















Slide 25 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (2)
Uitzondering
Je schrijf géén komma bij het woord 'en' .

Als ik van huis ga neem ik mijn portemonnee, ov-kaart, telefoon en sleutels mee.

Eerst ga ik die schoolopdracht nog afmaken en daarna lekker weekend houden.  


Slide 26 - Tekstslide

1. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen

Slide 27 - Open vraag

3. Zet de leestekens op de juiste plek.

Terwijl ik nog in bed lig staat mijn moeder al de was te strijken

Slide 28 - Open vraag

4. Zet de leestekens op de juiste plek.

Als je morgen het huiswerk niet af hebt mag je niet naar jouw vriendin

Slide 29 - Open vraag

5. Zet de leestekens op de juiste plek.

De les wiskunde van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij ziek is

Slide 30 - Open vraag

6. Zet de leestekens op de juiste plek.

Ik wens je een goede reis en veel plezier op de camping in Frankrijk

Slide 31 - Open vraag

7. Zet de leestekens op de juiste plek.

In de supermarkt heb ik chips cola fanta en chocola gekocht

Slide 32 - Open vraag

Uitleg leestekens - aanhalingstekens
  • als je citeert (woord of zin letterlijk overnemen uit tekst)

       'Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij/zij is'

        = geciteerd uit de Schoolgids

  • opschrijven wat iemand precies zo heeft gezegd

       Nienke zei: 'Ik zie je vanmiddag om 15.00 uur bij de bushalte.'



Slide 33 - Tekstslide

1. Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 34 - Quizvraag

2. Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 35 - Quizvraag

3. Welke zinnen van Nielsons liedje 'IJskoud' zijn goed geciteerd?

A
Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.
B
'Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.'

Slide 36 - Quizvraag

Oefenen
hoofdletters en leestekens 

Slide 37 - Tekstslide

1. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mijn vriendin vroeg ga je mee naar het feest vanavond

Slide 38 - Open vraag

2. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

anne zei tegen mij dat ze niet meegaat naar het feest

Slide 39 - Open vraag

3. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mevrouw Bos zei als je extra uitleg wilt kom dan om 15.00 uur nog even terug

Slide 40 - Open vraag