1. Julien is verrast door een sms'je van Jacob want
A het is vroeg en Julien moet nog ontbijten.
B Jacob komt altijd langs zonder te vragen.
C Julien dacht dat Jacob met vakantie was.
2. Vandaag is Julien een beetje uit zijn humeur omdat
A het het einde van de vakantie is.
B hij ruzie heeft met een paar leraren.
C zijn schoolvriend Jacob vandaag niet langs kan komen.
3. Jacob is boos op zijn ouders omdat
A hij geen games mag spelen op zijn kamer.
B hij niet naar Julien toe mag.
C ze altijd ontevreden over hem zijn.