- Gebruik een oorzaak- en gevolgredenering.
- Gebruik de begrippen X en Y in je uitleg.
- Geef hiervoor N oorzaken: bijvoorbeeld één vanuit de demografische (=grootte populatie, e.d.), één vanuit de sociaaleconomische (=lonen e.d.) en één vanuit de politieke dimensie (=overeenkomsten, steun vanuit de overheid, e.d.).
- Leg dit verschil uit => A heeft dit en B heeft dit niet.