Les 3 fictie - tijd en spanning

Les 1 Fictie - setting en sfeer
WELKOM!
Jas aan de kapstok
Op tafel: Pungelhuis
timer
5:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1 Fictie - setting en sfeer
WELKOM!
Jas aan de kapstok
Op tafel: Pungelhuis
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  • Stil lezen
  • korte instructie
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Doel:
  • Aan het eind van de les kan ik tijdsprongen herkennen in een verhaal en kan ik het verschil herkennen tussen actiespanning en psychologische spanning

Slide 3 - Tekstslide

INSTRUCTIE
De gebeurtenissen in een verhaal worden in een bepaalde volgorde verteld. 
Als ze in de volgorde worden beschreven waarin ze gebeurd zijn, noem je dat chronologisch.

Slide 4 - Tekstslide

INSTRUCTIE
 In de meeste verhalen worden de gebeurtenissen in een andere volgorde verteld. 
Er is dan een afwisseling tussen nu, eerder en later.

Het ‘nu’ noem je ook wel het vertelheden.

Slide 5 - Tekstslide

INSTRUCTIE
Als er iets wordt verteld wat eerder is gebeurd, heb je te maken met een tijdsprong achteruit (naar het verleden). Een ander woord voor een tijdsprong achteruit is flashback. 

Het komt ook voor dat het opeens een paar dagen, weken of maanden later is. Dan is er sprake van een tijdsprong vooruit.
(Flashforward)

Slide 6 - Tekstslide

INSTRUCTIE
Als een verhaal spannend is, wil je graag weten hoe het afloopt. Spanning ontstaat bijvoorbeeld doordat er iets spannends, gevaarlijks of onverwachts gebeurt (bijvoorbeeld een ontvoering, achtervolging of schietpartij).
Dit soort spanning komt veel voor in actiefilms en heet actiespanning.

Slide 7 - Tekstslide

INSTRUCTIE
Een andere vorm van spanning is psychologische spanning. 

Slide 8 - Tekstslide

INSTRUCTIE
Psychologische spanning ontstaat:
  • door je betrokkenheid bij een personage. Als je erg meeleeft met een personage, wil je bijvoorbeeld graag dat er iets gebeurt wat hij graag wil. En als je een hekel aan een personage hebt, hoop je misschien dat het slecht met hem afloopt.
  • doordat het verhaal vragen oproept waarop je graag een antwoord wilt hebben. Je wilt bijvoorbeeld weten wat er precies aan de hand is, wie de moord heeft gepleegd, waarom een personage zo geheimzinnig doet. Omdat je niet meteen antwoord op je vragen krijgt, wil je doorlezen.

Slide 9 - Tekstslide

Toepassen
Jullie gaan zelfstandig aan het werk in Nieuw Nederlands. Onderdeel fictie.
Jullie maken de opdrachten van paragraaf 3 - Tijd en paragraaf 4 - Spanning.

Wat niet af is, is huiswerk voor morgen. 

Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie





Wat was het lesdoel?
Heb je dit lesdoel behaald?
Wat vond je lastig?
Wat ging goed?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide