Hoe weet je of een curriculum voldoet?
Relevantie: het curriculum voorziet in behoeften.
Consistentie: het curriculum zit logisch en samenhangend in elkaar.
Bruikbaarheid: het curriculum is praktisch uitvoerbaar.
Effectiviteit: het curriculum leidt tot de gewenste resultaten.
Adaptiviteit: het curriculum is wendbaar
1) handelingen die gelinkt zijn aan de beroepspraktijk aan de beroepspraktijk, 2) de beroepsidentiteitsontwikkeling van de student
3) gevisualiseerd worden aan en in levensechte situaties.