Présent: rijtje uit je hoofd leren ( ik beschrijf)
Passé composé: avoir + décrit ( ik heb geschreven)
Imparfait: décriv + uitgangen ais, ais, ait, ions, iez, aient (ik beschreef)
Futur simple: décrir + uitgangen ai, as, a, ons, ez, ont ( ik zal beschrijven)
Conditionnel : décrir + uitgangen ais, ais, ait, ions, iez, aient (ik zou beschrijven)