Conditionals

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

IF - zinnen of conditionals
Een if-zin bestaat uit twee gedeelten: het gedeelte dat begint met ‘if’ (if he runs)- de voorwaarde, en het hoofdgedeelte van de zin (he will be on time). Het maakt geen verschil of je de zin met het hoofdgedeelte laat beginnen of met if. Er zijn vier verschillende soorten if-zinnen/conditionals.

Slide 2 - Tekstslide

Zero Conditional





Het gaat hierbij om gewoontes en feiten.

Slide 3 - Tekstslide

Fill in the zero conditional:
If it ... (rain), the grass ... (get) wet.

Slide 4 - Open vraag

If it ... (freeze) tonight, water ... (turn) into ice (zero conditional)

Slide 5 - Open vraag

First conditional

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.


Vorm: if + present simple, will + hele werkwoord

If Daniel leaves, we will be sad.

If you prepare properly, you will pass the test

Slide 6 - Tekstslide

What will you do if she _______ you?
A
won't call
B
doesn't call
C
wouldn't call
D
didn't call

Slide 7 - Quizvraag

If you _______ well tonight, you ... (be) tired tomorrow.
A
sleep, won't be
B
will sleep, won't be
C
will sleep, aren't
D
sleep, aren't

Slide 8 - Quizvraag

1st conditional:
If he ... (go) to Paris next month, he ... (visit) the Eiffel Tower.

Slide 9 - Open vraag

1st conditional:
My boss _____ (to be) angry if I ___(not finish) my work.

Slide 10 - Open vraag

1st conditional:
If you ____ (to like) this book, I ___(give) it to you.

Slide 11 - Open vraag

1st conditional:
1st: _____ they ___ (to go) to the beach if the weather____ (be) good?

Slide 12 - Open vraag

1st conditional
Sarah _______ (to help - not) if you ____ (not ask) her.

Slide 13 - Open vraag

If we move to a bigger house, I ... (have) my own room

Slide 14 - Open vraag

Second conditional

Gebruik: als het gaat over iets wat niet zo waarschijnlijk is dat het ooit zal gebeuren/ iets in je fantasie, nu of in de toekomst.


Vorm: if + past simple, would + hele werkwoord


If  I knew Daniel was leaving us, I would be so sad!

If you bought that car, you would not have to go by bus to work!

Slide 15 - Tekstslide

Second conditional
UITZONDERING: 

If I were there, I  would make my point.
(niet: If I was ...)

Slide 16 - Tekstslide

If Dad drove me to school, I _______ late.
A
won't be
B
be
C
wasn't
D
wouldn't be

Slide 17 - Quizvraag

If I were you, I _______ an umbrella.
A
will take
B
would take
C
take
D
took

Slide 18 - Quizvraag

If I .......... ( be) on Mars today, I .............. (try) to make photographs of a storm.
A
were, would have tried
B
were, would try
C
had been, would try
D
have been, would have tried

Slide 19 - Quizvraag

2nd conditional:
If England ... (have) better weather, it ... (be) the perfect place to live.

Slide 20 - Open vraag

2nd conditional:
If we ____ (to win) the lottery, I ..... (be) very happy

Slide 21 - Open vraag

Third conditional
Gebruik: als het gaat over iets dat absoluut niet gebeurd is in het verleden
Vorm: if+ past perfect, would have + voltooid deelwoord (3e rij)
If I had seen you, I would have said hello.

Slide 22 - Tekstslide

If they.......... (study) it the way we are able to do today, they ............... ( be) amazed.
A
had studied, would have been
B
have studied, would be
C
studied, had been
D
have studied, would be

Slide 23 - Quizvraag

If you .........( have) the right equipment, you ....................( visit) Titan and be able to experience life on a moon
A
have, would have visited
B
had had, would have visited
C
have had, would visited
D
had, would visit

Slide 24 - Quizvraag

3rd:
If you .... (press) this button, you ____ (to hear) the doorbell.

Slide 25 - Open vraag

3rd:
If you ____ (to ask) nicely, he ________ (let) you into the club.

Slide 26 - Open vraag

3rd:
If I ________(to try) a bit harder, I _______ ( finish) my work.

Slide 27 - Open vraag

3rd:
Sarah _______ (to help) you if you__________ ( ask) her.

Slide 28 - Open vraag

3rd:
If she _______ (not, hurry), we ________ (miss) the train.

Slide 29 - Open vraag

3rd:
If I _________ (win) a million euros, I __________ (buy) a million bags of crisps.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide