Egypte en de Nijl

Egypte als voorbeeld van staatsvorming

1.De leerling kan uitleggen wanneer
en waarom in Egypte en Mesopotamië de geschiedenis begint.

2.De leerling kan m.b.v. par. 1 een definitie geven van de begrippen: waterhuishouding, farao, staat, ambtenaar, bestuursapparaat, oorlog.

3 De leerling moet de weergave van
de gelaagde samenleving in een piramide kunnen verklaren.

4. De leerling moet van elke laag
aangeven, waarom ze daar staan en wat hun taak was.

5.De leerling moet het begrip
gelaagde samenleving uit kunnen leggen.

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 220 min

Onderdelen in deze les

Egypte als voorbeeld van staatsvorming

1.De leerling kan uitleggen wanneer
en waarom in Egypte en Mesopotamië de geschiedenis begint.

2.De leerling kan m.b.v. par. 1 een definitie geven van de begrippen: waterhuishouding, farao, staat, ambtenaar, bestuursapparaat, oorlog.

3 De leerling moet de weergave van
de gelaagde samenleving in een piramide kunnen verklaren.

4. De leerling moet van elke laag
aangeven, waarom ze daar staan en wat hun taak was.

5.De leerling moet het begrip
gelaagde samenleving uit kunnen leggen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Egypte een geschenk van de Nijl?

1. waterweg voor handel/ vervoer.

2. water voor irrigatie/ landbouw mogelijk

3. Water voor drinkwater.

4. water als bron van leven: vis en watervogels.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ontwikkelt Egypte zich tot staat?


1. jagers verzamelaars gaan wonen langs de Nijl.

2. Vaste woonplaats leidt tot irrigatie, hoge landbouwopbrengsten

3. Dit maakt andere beroepen mogelijk.

 4. Onder leiding van een koning verovert men of verdedigt zich.

5. Een staat wordt gevormd.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Egypte wordt 1 staat

Menes was waarschijnlijk de stichter van de eerste dynastie.
Hij leefde rond 3100 v. C. en trouwde met prinses Neith-hotep uit het noorden, nadat hij
Beneden-Egypte veroverd had. Hij was al heerser van Boven-Egypte. 



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De gelaagde samenleving
De Farao kon het land niet in zijn eentje besturen. Hij had hulp nodig en middelen/ voedsel nodig om zijn land te besturen. In het boek worden andere lagen onderscheiden. Wat zijn de verschillen?  

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Polytheïsme= het vereren van meerdere goden.
Veel goden werden vereerd. Elk dorp had zijn eigen god en kreeg het door het veroveren van andere gebieden met eigen goden, goden bij.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Polytheïsme= het vereren van meerdere goden.
Er waren dieren met speciale eigenschappen die vereerd moesten worden o.a:
 1.valk: kon het hoogste vliegen = Horus.
2.mestkevers: konden “zichzelf scheppen” = scarabee. 

> Er waren natuurverschijnselen die belangrijk waren: 
 a. Nijl: belangrijk voor irrigate en vis
b. zon: schept zichzelf, licht en leven = Re, Ra, Amon. 
Voor goden werden tempels gebouwd bijv. de tempel van Ramses II in Aboe Simbel.

Slide 12 - Tekstslide

Na het mummificeren wordt de dode begraven. Het hart blijft in het lichaam om gewogen te worden. Heeft hij goed geleefd? Niet gelogen tegen de goden? Dan mag hij eeuwig leven in het rijk van Osiris.

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijke vorsten: Cheops
Cheops is de tweede koning (farao) van de 4e Dynastie van het Oude Egypte. De farao is onder diverse namen bekend (Cheops, Choefoe, Khufu, Suphis), maar vooral bekend van zijn piramide te Gizeh.
Deze is 146 m hoog.

Slide 14 - Tekstslide

filmpje over de bouw van een piramide

Slide 15 - Tekstslide

Belangrijke vorsten:
Achnaton> monotheïsme
Amenhotep IV 1370-1353 liet zijn naam rond 1348 veranderen in Achnaton. Hij zorgde voor het monotheïsme: 
De enige god was Aton, de zonneschijf. 
Hij sloot de tempels van andere goden. 
                                       
Een nieuwe stijl, de Amarna-kunst, de traditionele stijve en statische stijl werd losgelaten en personen werden meer ongedwongen en natuurgetrouw afgebeeld.

Slide 16 - Tekstslide

Belangrijke vorsten:
Toetanchamon
Zoon van Achnaton:  Toetanchaton. 
Hij herstelde het polytheïsme en noemde zichzelf Toetanchamon
  • was 5 jaar toen zijn vader stierf
  • 9 jaar oud toen hij farao werd.
  • 19 jaar toen hij stierf.
  Alle oude goden werden weer
vereerd, vooral die van de oppergod Amon.  
 Hij werd beroemd vanwege zijn nog ongeschonden graf in het Dal der Koningen. 

Slide 17 - Tekstslide

Belangrijke vorsten: Ramses II
Wie Toetanchamon meteen opvolgt? Al snel is dat Horemheb, zijn beste generaal. Zijn kleinzoon Ramses II (ca. 1300 v.Chr. - 1213 v.Chr.) deed veel aan propaganda: 
Hij is o.a beroemd vanwege zijn vele kinderen, de slag om Kadesh ( blz. 41/42) en de tempel van Aboe Simbel.

Slide 18 - Tekstslide

Belangrijke vorsten: Cleopatra
(69-30 v.Chr)
Minnares van Julius Caesar en Marcus Antonius. ( wordt behandeld bij Romeinen)
Cleopatra heeft een zuiver Macedonische afkomst. Als 18-jarige troonopvolgster moet zij trouwen met haar twaalfjarige broer, Ptolemaeus XIII.  Als haar broer 15 is stoot hij Cleopatra van de troon en zoekt zij steun bij de Romeinse consuls.
Als Marcus Antonius dood is, wordt Egypte als provincie opgenomen in het Romeinse Rijk.

Slide 19 - Tekstslide

De steen van Rosette; het lezen van het hiërogliefenschrift.
De steen van Rosette werd gevonden tijdens een expeditie van Napoleon in Egypte. Er was Grieks ingebeiteld, omdat Macedonische heersers er de baas waren.

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer gaat men in Egypte over op de landbouw
A
9000 jaar geleden
B
7000 v C
C
4000 v C
D
3000 v C

Slide 21 - Quizvraag

Waarom spreekt men van een rivierdalbeschaving?
A
Doordat de hele samenleving zich organiseerde rond de irrigatie van de Nijl
B
Doordat de economie gericht was op vangen van vis
C
Doordat de economie gericht was op de handel.
D
Omdat de mensen zich langs de rivier heel beschaafd gedroegen.

Slide 22 - Quizvraag

Waarom konden de mensen op een vaste plaats blijven wonen?
A
Er kwamen voedseloverschotten
B
Ze gingen zelf hun voedsel verbouwen.
C
Doordat het klimaat veranderde was er voor de dieren voldoende te eten.
D
De dieren kwamen naar de rivier om te drinken, dus was er voldoende eten.

Slide 23 - Quizvraag

Waarom kwamen er verschillende beroepen?
A
Omdat er een groter verschil kwam tussen mensen vanwege hun bezit.
B
Omdat mensen op een plek bleven wonen.
C
Omdat er voedseloverschotten waren.
D
De koning had mensen nodig als ambtenaar en voor de bouw van zijn paleizen.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom kwam er een koning/ farao?
A
Er moest iemand leiding geven aan de waterhuishouding
B
Er moest iemand de baas zijn over het leger
C
Er moest iemand zijn om de belasting op te halen.
D
Er moest iemand de goden kunnen vereren

Slide 25 - Quizvraag

Waarom ontstond er een staat? Wat klopt niet?
A
Dorpen gingen met elkaar samenwerken voor bijv. irrigatie.
B
Dorpen werden steden en uiteindelijk een staat.
C
Dorpen gingen met elkaar samenwerken om zichzelf te beschermen.
D
Dorpen gingen elkaar veroveren.

Slide 26 - Quizvraag

Waarom werd het schrift uitgevonden? Wat klopt niet?
A
De koning wilde wetten vastleggen en bekend maken bij de bevolking.
B
Mensen gingen contracten sluiten. Die informatie moest bewaard worden.
C
Belastingen moesten opgehaald worden en vastgelegd wie betaald had.
D
De koning wilde beroemd worden/ bekend zijn bij het nageslacht.( propaganda)

Slide 27 - Quizvraag

Er ontstonden verschillende lagen in de samenleving. Wat is de juiste volgorde?
A
1.Farao, vizier 2., hoge ambtenaren 3. lage ambtenaren, priesters, 4.ondernemers/ opzichters, 5.boeren, slaven
B
1.Farao, vizier, 2. hoge ambtenaren , priesters, 3.lage ambtenaren, 4.schrijvers, handelaren/ ondernemers/ opzichters, 5.boeren, slaven
C
1.Farao, 2.vizier, hoge ambtenaren / priesters, 3.lage ambtenaren, handelaren/ ondernemers/ 4.boeren, opzichters,, 5.slaven
D
1.Farao, 2.vizier, 3.hoge ambtenaren / priesters, l4.age ambtenaren, 5.handelaren/ ondernemers/ opzichters, 6.boeren, 7.slaven

Slide 28 - Quizvraag

Welke combinatie van Goden is juist?
A
Horus/ God van het dodenrijk
B
Osiris/ rondleider het dodenrijk
C
RA/ Re, Aton, Amon
D
Sobek/ god van de schrijvers

Slide 29 - Quizvraag

Welke combinatie van graven is juist?
A
Cheops/ rotsgraf
B
Ramses/ piramide
C
Achnaton/ piramide
D
Toetanchamon/ rotsgraf

Slide 30 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij mummificeren?
A
Hart moet worden bewaard
B
ingewanden worden allemaal verwijderd
C
De dode moet worden (uit)gedroogd
D
tussen de doeken worden vaak amuletten gestopt.

Slide 31 - Quizvraag

Welke farao hoort bij?
A
Ramses II/ hoogste piramide
B
Toetanchamon/ langste regeerperiode
C
Achnaton/ monotheïsme
D
Cleopatra/ steen van Rosette

Slide 32 - Quizvraag

De steen van Rosette:
Wat klopt niet
A
Bestond uit inscipties van 3 talen
B
Is vertaald door Champolion
C
Men herkende er het eerst de namen van de farao's
D
werd gevonden door het leger van Napoleon

Slide 33 - Quizvraag