Grammatik: Wiederholung Wechselpräpositionen-ohne Planung

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele:
- du kannst die Wörterliste A benutzen
- du wiederholst die Wechselpräpositionen und kannst sie benutzen

Slide 2 - Tekstslide

Planung Kapitel 2:
SO = am 10. November. Lernen:
 1) Wörterliste A+B
2) Grammatik C = Keuzevoorzetsels (blz. 168 t/m 170): 
- je kent de keuzevoorzetsels (D-NL en NL-D); 
- je kan uitleggen wanneer je de 3e of 4e naamval moet gebruiken; 
- je kan de goede vormen van de der- ein en -Gruppe na een keuzevoorzetsel gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

LessonUp einloggen: 
Klasnaam: 3vf-Deutsch-2023-2024
Klascode: agisd

ODER
Link auf Magister von heute anklicken
= LessonUp.app/invite/group/agisd

Slide 4 - Tekstslide

Hausaufgabe war:
Lernen:

- als nog niet gedaan: Wörterliste A
- 9 keuzevoorzetsels met vertaling, blz.168
Nauwkeurig lezen: uitleg keuzevoorzetsels, blz. 169


Slide 5 - Tekstslide

Übersetze: iets klaarspelen =
A
etwas klarspielen
B
etwas schaffen
C
etwas zu Ende spielen
D
etwas schlaffen

Slide 6 - Quizvraag

Übersetze: ruzie hebben
A
Streit haben
B
Kampf haben
C
Rosi haben
D

Slide 7 - Quizvraag

Übersetze: de ontmoeting, de ontmoetingen

Slide 8 - Open vraag

Übersetze: het advies

Slide 9 - Open vraag

Übersetze: Vokabeln pauken

Slide 10 - Open vraag

Lernziel heute:
  • Ich wiederhole die Wechselpräpositionen und kann sie benutzen 

Slide 11 - Tekstslide

Wechselpräpositionen


Keuzevoorzetsels

Slide 12 - Tekstslide

Wechselpräpositionen - und die anderen Präpositionen...
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Tekstslide

Meine Mutter sitzt in … Küche (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 15 - Quizvraag

Meine Mutter sitzt in der Küche
Waar (Wo) zit mijn moeder? --> in de keuken 

Geeft een toestand/rust aan, dus 3e naamval

Slide 16 - Tekstslide

Das Heft fällt auf … Boden (m)
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 17 - Quizvraag

Das Heft fällt auf den Boden
Waar (Wohin) valt het schrift heen? --> op de grond

Het schrift valt op de grond --> beweging met richting (= 4e naamval)

Slide 18 - Tekstslide

Der Ball liegt unter ….. Auto (o).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 19 - Quizvraag

Der Ball liegt unter dem Auto
Waar ligt de bal? --> onder de auto 

 Geeft een toestand/rust aan, dus 3e naamval

Slide 20 - Tekstslide

Ich hänge das Bild an … Wand (v).
A
die
B
der
C
dem
D
das

Slide 21 - Quizvraag

Ich hänge das Bild an die Wand.
Waar hang ik het schilderij naar toe (heen)? --> aan de muur

Ik hang het schilderij aan de muur --> beweging met richting
(= 4e naamval)

Slide 22 - Tekstslide

Seine Schwester wartet schon lange auf ... Zug.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 23 - Quizvraag

Seine Schwester wartet schon lange auf den Zug.

Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt vragen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie). 
Gebruik je na auf en über altijd de 4e naamval!

Slide 24 - Tekstslide

Sein Bruder zweifelt an dies... Worten.
A
diesem
B
dieser
C
diese
D
diesen

Slide 25 - Quizvraag

Sein Bruder zweifelt an diesen Worten.
Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt stellen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie). 
Gebruik je na de andere voorzetsels (behalve na auf en über) altijd de 3e naamval.

Slide 26 - Tekstslide

Samengevat:

Slide 27 - Tekstslide

Jetzt aus dem Buch
Gut aufgefrischt?

Mach auf Seite 151 Aufgabe 1. 
Du hast 5 Minuten Zeit.
timer
5:00

Slide 28 - Tekstslide

1. 1 (In deze)
Supermarkt kann man auch vegane Produkte kaufen.
A
In dieser
B
In diesem
C
In diesen
D
In diese

Slide 29 - Quizvraag

2 (Op de)
24. Juli sind diese veganen Produkte im Angebot.
A
An der
B
An dem
C
An den
D
An die

Slide 30 - Quizvraag

3 (Tussen de)
Erdnussbutter (v) und (de)
Marmelade steht die Schokoladencreme
A
Zwischen der; die
B
Zwischen der; der
C
Zwischen dem; der
D
Zwischen die; der

Slide 31 - Quizvraag

4 Ich lege auch Bio-Obst (in mijn)
Einkaufswagen (m).
A
in meiner
B
in meinem
C
in meinen
D

Slide 32 - Quizvraag

5 (Op mijn)
Teller liegen nur gesunde Sachen.
A
Auf meiner
B
Auf meinem
C
Auf meinen
D

Slide 33 - Quizvraag

6 Du gehst (over de)
Kreuzung, dann nach links.
A
über die
B
über der
C
über den
D
über dem

Slide 34 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels - nog lastig?
Bekijk dan:




of oefen met deze sites (zie volgende slides): 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link