1.3 Je inkomsten en uitgaven

1.3 Je inkomsten en uitgaven
12-09-2024
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.3 Je inkomsten en uitgaven
12-09-2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Leerdoel vorige les
  2. Leerdoelen
  3. Uitleg 1.3
  4. Maken opdrachten 1.3
  5. Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel vorige les 
Hoe je een percentage kunt berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen:
Je hebt een kortingsbon van €50 voor Bol.com. Je koopt voor €225 aan spullen. Hoeveel procent korting heb je gekregen?
A
22,2%
B
22,6%
C
21,4%
D
24,7%

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
In deze presentatie leer je:
- Hoe je conclusies kunt trekken uit een begroting
- Welke drie soorten inkomens er zijn
- Hoe je de gezinsuitgaven in drie groepen kunt indelen



Slide 5 - Tekstslide

Nibud
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Het Nibud geeft voorlichting over verstandig budgetteren (= je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen).

Hulpmiddel daarbij is een begroting (= een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode).

Info voor jongeren: https://scholieren.nibud.nl/



Slide 6 - Tekstslide

Soorten inkomens
Marketing is alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen.


Marketinginstrumenten (6P’s):
- Product beleid
- Prijsbeleid
- Promotiebeleid
- Plaats beleid
- Personeelsbeleid
- Presentatiebeleid

Marketingmix: de 6 P’s worden in combinatie met elkaar ingezet.


Slide 7 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven of huishoudelijke uitgaven: je alledaagse uitgaven.


Vaste lasten: uitgaven met een vaste regelmaat, je moet ze bijvoorbeeld elke maand betalen.
Incidentele uitgaven: grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.



Slide 8 - Tekstslide

Tim krijgt elke maand €325,- van zijn bijbaantje in de supermarkt.

Hoe noem je deze vorm van inkomen?
A
loon/salaris
B
winst
C
overdrachtsinkomen

Slide 9 - Quizvraag

Wassila heeft haar vakantie geboekt. Ze gaat 2 weken naar Egypte voor €1200,-.
Hoe noem je deze soort uitgave?
A
vaste lasten
B
dagelijkste uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van vaste lasten?
A
boodschappen voor een week
B
energierekening elke maand
C
een nieuwe auto kopen
D
een trouwjurk kopen

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag
Paragraaf 1.3
Opgave 1 t/m 7

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Vooruitblik
Maandag: deel 2 1.3
Huiswerk paragraaf 1.3 1 t/m 7 

Slide 13 - Tekstslide