woordenschat H4 en 6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

welkom klas MH1B

Volg het stappenplan en dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas.

Stap 2: Pak je schrift, je boek Nederlands en je etui

stap 3: ga zitten en kijk en luister

vorige week, deze week

Leesvaardigheid

week 19: lezen H4: opbouw van een tekst

week 20: lezen H5: tekst-doelen

week 21:  woordenschat H4 en 5  : zoek een tegen stelling

                                                                        zoek een bekend woorddeel

Taalverzorging

H2 zn + plw/blw H4 bn  H 6 Vz: deze week H6

vandaag

Woordenschat H 5: zoek een bekend woorddeel -> vorige week op de planner

Leesvaardigheid H 6:

Tekstdoelen

• Informeren;
• Overtuigen;
• Activeren;
• Amuseren;
• Instrueren.
  

Welk tekstdoel past bij een strip?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Amuseren
4. Activeren

Welk tekstdoel past bij een betoog?

1. Amuseren
2. Activeren
3. Instrueren
4. Overtuigen

Welk tekstdoel past bij een recept?

1. Informeren
2. Activeren
3. Instrueren
4. Amuseren

Woordenschat  H4

Zoek een tegenstelling

Waarom?

opdracht 2

Tekst 1: Freerunning, iets voor jou?

[1] Freerunning, is dat wat voor jou? Freerunning is een sport die (1) internationaal steeds populairder wordt, maar ook in ons land. Bij freerunning probeer je op allerlei manieren van punt A naar punt B te komen. Er zijn geen bijzondere spullen voor nodig. Integendeel: het materiaal bestaat uit (2) alledaagse dingen, zoals muurtjes, hekken, trappen en palen.

 Je kunt gebruikmaken van (3) spectaculaire trucs en tricks, zoals salto’s maken, om van het ene naar het andere obstakel te gaan.Je kunt echter ook ‘gewoon’ springen, klimmen of zwaaien. Aan de ene kant moet je voor freerunning lichamelijk sterk en handig zijn, aan de andere kant moet je ook (4) mentaal zo sterk zijn dat je je angst kunt overwinnen. Voordat je op grote hoogte een salto maakt, moet je immers vast eerst even slikken.

Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. 

• woorden die zijn samengesteld uit 2 woorden.  inkoopmedewerker. 

• woorden met een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: ongezond. 

 on = niet of zonder.  dus: niet gezond.

• woorden met een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: naamloos. -loos = zonder. dus iets zonder naam 

Zo zoek je een bekend woorddeel

• Kijk welke delen van het woord jij al kent.

• Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.

• Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.

voorvoegsels en achtervoegsels

voor het woord: on-, ont-, her-, wan-

onduidelijk, onterven, hergebruiken, wanhoop

achter het woord: -vol, -loos.

hoopvol, hopeloos

lezen H6 afbeeldingen

 afbeeldingen = illustraties 

foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. 

doel:

1. extra informatie geven:
2. de tekst aantrekkelijker maken. 

extra informatie geven:

• informatie uit de tekst  duidelijk maken in een schema of tabel
• op een landkaartje aangeven waar iets ligt.
• snel informatie kunnen opzoeken

De tekst aantrekkelijker maken:

• een plaatje dat bij de tekst past en dat de aandacht van de lezer trekt.

Woordenschat H 5

opdracht 1 t/m 5

blz 128-130

vandaag afmaken!

leesvaardigheid H 6

opdracht 1, 2 en 4

blz 142

vrijdag afmaken!

MH1B: vrijdag woordsoorten !!

9 juni toets

leesvaardigheid H 4, 5 en 6

woordenschat H 4 en 5

volgende week oefentoets