VOORBEREIDING_TOETS 3

VOORBEREIDING_TOETS 3
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VOORBEREIDING_TOETS 3

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan uitleggen of een proces een chemische reactie is en waarom. (R/T)

Bij de verbranding van papier ontstaat een zwart vaste stof, een brandbare walm en een vloeistof.
  • chemische reactie
  • de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan nieuwe stoffen

Slide 2 - Tekstslide

Ik kan uitleggen of een proces een chemische reactie is en waarom. (R/T)

Bij de verbranding van papier ontstaat een zwart vaste stof, een brandbare walm en een vloeistof.
  • chemische reactie
  • de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan nieuwe stoffen
Bij de ontleding van water ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • chemische reactie
  • de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan nieuwe stoffen

Slide 3 - Tekstslide

Ik kan reactieschema's opstellen met de bijbehorende fases. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactieschema:
  • fosfor (vast) + zuurstof (gas) --> difosforpentaoxide (vast) 
  • fosfor (s) + zuurstof (g) --> difosforpentaoxide (s)

Slide 4 - Tekstslide

Ik kan reactieschema's opstellen met de bijbehorende fases. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactieschema:
  • fosfor (vast) + zuurstof (gas) --> difosforpentaoxide (vast) 
  • fosfor (s) + zuurstof (g) --> difosforpentaoxide (s)
Bij de ontleding van kopersulfide ontstaat er koper en zwavel.
  • Reactieschema:
  • kopersulfide (vast) --> koper (vast) + zwavel (vast)
  • kopersulfide (s) --> koper (s) + zwavel (s)

Slide 5 - Tekstslide

Ik kan reactievergelijkingen kloppend maken. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactievergelijking:
  • P (s) + O2 (g) --> P2O5 (s)
  • 4 P (s) + 5 O2 (g) --> 2 P2O5 (s)

Slide 6 - Tekstslide

Ik kan reactievergelijkingen kloppend maken. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactievergelijking:
  • P (s) + O2 (g) --> P2O5 (s)
  • 4 P (s) + 5 O2 (g) --> 2 P2O5 (s)
Bij de ontleding van glucose ontstaat koolstof, waterstof en zuurstof.
  • Reactievergelijking:
  • C6H12O6 (s) --> C (s) + H2 (g) + O2 (g)
  • C6H12O6 (s) --> 6 C (s) + 6 H2 (g) + 3 O2 (g)

Slide 7 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welk reactietype het gaat en waarom (ontleding, vorming, verbranding, of iets anders). (R)

zilverchloride (s) --> zilver (s) + chloor (g)
  • ontleding
  • 1 beginstof

Slide 8 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welk reactietype het gaat en waarom (ontleding, vorming, verbranding, of iets anders). (R)

zilverchloride (s) --> zilver (s) + chloor (g)
  • ontleding
  • 1 beginstof
waterstof (g) + zuurstof (g) --> water (g)
  • vorming (synthese)
  • 1 reactieproduct

Slide 9 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welk reactietype het gaat en waarom (ontleding, vorming, verbranding, of iets anders). (R)

zilverchloride (s) --> zilver (s) + chloor (g)
  • ontleding
  • 1 beginstof
waterstof (g) + zuurstof (g) --> water (g)
  • vorming (synthese)
  • 1 reactieproduct
methaan (g) + zuurstof (g) --> koolstofdioxide (g) + water (g)
  • verbranding
  • Er wordt zuurstof aantoegevoegd.

Slide 10 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welke soort ontleding het gaat en waarom (elektrolyse, fotolyse of thermolyse). (R)

Als je een elektrische stroom op water zet ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • elektrische stroom = elektrolyse

Slide 11 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welke soort ontleding het gaat en waarom (elektrolyse, fotolyse of thermolyse). (R)

Als je een elektrische stroom op water zet ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • elektrische stroom = elektrolyse
Als je licht op zilverchloride laat vallen ontstaat er zilver en chloor.
  • licht = fototyse

Slide 12 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welke soort ontleding het gaat en waarom (elektrolyse, fotolyse of thermolyse). (R)

Als je een elektrische stroom op water zet ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • elektrische stroom = elektrolyse
Als je licht op zilverchloride laat vallen ontstaat er zilver en chloor.
  • licht = fototyse
Als hout gaat verhitten ontstaat er koolstof, water en een brandbare walm.
  • verhitten = warmte = thermolyse

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welk energie-effect het gaat (endotherm of exotherm) en waarom. (R)

Ontledingsreacties
  • endotherm
  • continue energie toevoegen
  • Bij het verhitten van .... 

Slide 14 - Tekstslide

Ik kan uitleggen om welk energie-effect het gaat (endotherm of exotherm) en waarom. (R)

Ontledingsreacties
  • endotherm
  • continue energie toevoegen
  • Bij het verhitten van .... 
Verbrandingsreacties
  • exotherm
  • energie komt vrij
  • Bij de verbranding / reactie met zuurstof ....

Slide 15 - Tekstslide

Ik ken de branddriehoek en kan de drie factoren voor een brand benoemen en uitleggen. (R)

  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur: de minimale temperatuur die er nodig is om een stof te laten branden

Slide 16 - Tekstslide

Ik kan uitleggen op welke wijze een brand geblust moet worden en waarom. (R)

Om een brand te blussen moet je 1 van de drie factoren weghalen.
  • brandstof: gaskraan dicht, geen brandstof toe voegen, uit laten branden, brandgang aanleggen.
  • zuurstof: luchtregelring dichtdraaien, deksel op de pan, blusdeken, bluszand.
  • ontbrandingstemperatuur: blussen met water, hierdoor wordt de ontbrandingstemperatuur verhoogd, zodat de stoffen niet meer in de brand kunnen vliegen.

Slide 17 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een volledige en een onvolledige verbranding. (R)

Bij een volledige verbranding is er voldoende / overmaat zuurstof aanwezig.
  • Bij de volledige verbranding van koolstof, waterstof, zwavel ontstaat er koolstofdioxide, water en zwaveldioxide.
  • koolstofdioxide aantonen met kalkwater: helder/troebel
  • water aantonen met kopersulfaat: wit/blauw
  • zwaveldioxide aantonen met joodwater: geel / kleurloos

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een volledige en een onvolledige verbranding. (R)

Bij een onvolledige verbranding is er te weinig / onvoldoende / ondermaat zuurstof aanwezig.
  • Bij de onvolledige verbranding van koolstof, waterstof, zwavel ontstaat er koolstof en/of koolstofmonoxide, water en zwavelmonoxide.
  • koolstofmonoxide = sluipmoordenaar, geurloos

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan uitleggen hoe een explosie kan plaatsvinden. (R)

Een explosie is een zeer snelle verbranding.
  • Bij een explosie ontstaan gassen die enorm snel uitzetten.
  • Brandstof en zuurstof reageren in bepaalde verhouding.
  • Percentages van brandstof en zuurstof: explosiegrens

Slide 20 - Tekstslide

Ik kan uitleggen hoe een explosie kan plaatsvinden. (R)

Een explosie is een zeer snelle verbranding.
  • Bij een explosie ontstaan gassen die enorm snel uitzetten.
  • Brandstof en zuurstof reageren in bepaalde verhouding.
  • Percentages van brandstof en zuurstof: explosiegrens

Slide 21 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Fossiele brandstoffen zijn versteende resten van dieren en planten, waaruit aardgas, aardolie of steenkool en bruinkool ontstaan.
  • Fossiele brandstoffen bestaan voornamelijk uit koolwaterstoffen.
  • Koolwaterstoffen bevatten de elementen koolstof en waterstof, en soms ook zwavel.
  • Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt koolstofdioxide vrij wat zorgt voor de opwarming (broeikaseffect) van de aarde.
  • Als er zwavel in de fossiele brandstof zit dan kan er ook zwaveldioxide ontstaan en dat zorgt voor zure regen.

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Fossiele brandstoffen zijn versteende resten van dieren en planten, waaruit aardgas, aardolie of steenkool en bruinkool ontstaan.

Slide 23 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Fossiele brandstoffen zijn versteende resten van dieren en planten, waaruit aardgas, aardolie of steenkool en bruinkool ontstaan.
  • Aardolie wordt vrijwel nooit in ruwe vorm gebruikt.
  • Destillatie levert brandstoffen

Slide 24 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Fossiele brandstoffen zijn versteende resten van dieren en planten, waaruit aardgas, aardolie of steenkool en bruinkool ontstaan.
  • Aardolie wordt vrijwel nooit in ruwe vorm gebruikt.
  • Destillatie levert brandstoffen

Slide 25 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Een aparte groep binnen de koolwaterstoffen zijn alkanen.
  • methaan, ethaan, propaan, butaan, pentaan, hexaan, heptaan en octaan zijn de eerste 8.
  • Formule: CnH2n+2. n zijn het aantal koolstofatomen.
  • Dit noemen de homologe reeks.

Slide 26 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.

Slide 27 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.
  • Je kunt grote koolwaterstof moleculen in kleine stukjes maken: we noemen dit kraken.

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.
  • Je kunt grote koolwaterstof moleculen in kleine stukjes maken: we noemen dit kraken.

Slide 29 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.
  • Je kunt grote koolwaterstof moleculen in kleine stukjes maken: we noemen dit kraken.


  • Bij het kraken ontstaat een alkaan en een alkeen.

Slide 30 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.
  • Je kunt grote koolwaterstof moleculen in kleine stukjes maken: we noemen dit kraken.


  • Bij het kraken ontstaat een alkaan en een alkeen.
  • Een alkeen heeft een dubbele binding tussen 2 C atomen.

Slide 31 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.
  • Je kunt grote koolwaterstof moleculen in kleine stukjes maken: we noemen dit kraken.


  • Bij het kraken ontstaat een alkaan en een alkeen.
  • Een alkeen heeft een dubbele binding tussen 2 C atomen.
  • Alkenen zijn de bouwstenen van plastic / kunststoffen.

Slide 32 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Omdat de welvaart is toegenomen kunnen we niet alle brandstoffen meer destilleren uit aardolie.
  • Je kunt grote koolwaterstof moleculen in kleine stukjes maken: we noemen dit kraken.


  • Bij het kraken ontstaat een alkaan en een alkeen.
  • Een alkeen heeft een dubbele binding tussen 2 C atomen.
  • Alkenen zijn de bouwstenen van plastic / kunststoffen.
  • Kunststoffen zijn slecht afbreekbaar, dus slecht voor het milieu.

Slide 33 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Polymerisatie: het maken van macromoleculen/polymeren.
  • Het plastic PE kun je maken door kleine moleculen van etheen aan elkaar te koppelen.

Slide 34 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Polymerisatie: het maken van macromoleculen/polymeren.
  • Het plastic PE kun je maken door kleine moleculen van etheen aan elkaar te koppelen.

Slide 35 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Polymerisatie: het maken van macromoleculen/polymeren.
  • Het plastic PE kun je maken door kleine moleculen van etheen aan elkaar te koppelen.

Slide 36 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Polymerisatie: het maken van macromoleculen/polymeren.
  • Het plastic PE kun je maken door kleine moleculen van etheen aan elkaar te koppelen.

Slide 37 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Twee soorten plastic: thermoplast en thermoharders

Slide 38 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Twee soorten plastic: thermoplast en thermoharders

Slide 39 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Twee soorten plastic: thermoplast en thermoharders

Slide 40 - Tekstslide