05 PPP functies en verschijningsvormen geld bet rk openen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Wft BasisMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie(s) van geld herken je in onderstaande voorbeelden?
1. Meike koopt voor € 120 een paar nieuwe volleybalschoenen.
2. Een nieuwe laptop kost minder dan een nieuwe iPhone.
3. Jessie wordt door de politie aangehouden wanneer zij ’s ochtends naar school fietst. Haar verlichting is stuk en ze krijgt een boete van € 90.
4. Stephan bewaart het geld dat hij gekregen heeft voor zijn verjaardag in een lade onder zijn sokken.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op mijn betaalrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als je geld opneemt?
Als je geld opneemt bij een GEA (geldautomaat) dan daalt de hoeveelheid giraal geld en stijgt de hoeveelheid chartaal geld.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saldo:
het bedrag dat op je bankrekening staat
DEB = debetsaldo:
het is een negatief saldo -> de bank heeft geld van jou te goed
CR = creditsaldo:
het is een positief saldo -> je hebt geld tegoed van de bank

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
------------
Nieuw saldo

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • je staat rood

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.





€523,80
-/- €125
-/-€99
+€126,40
-/-€25
€401,20 credit

523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 geldfuncties ken je?

Slide 17 - Open vraag

Ruilmiddel
Rekeneenheid
Waardeopslag/oppotmiddel
Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met de geldsoort als je geld opneemt bij een GEA (Geldautomaat)?
timer
1:00

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Yara pint €25 bij de geldautomaat.
Hiermee betaalt zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft gelijk en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld is gelijk gebleven en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ken je de fraudesystemen en hun betekenis nog?
Noem er minimaal 1 en leg uit wat het doet.
timer
1:00

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Openen van een bankrekening. Welke stappen?
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies