AV: Les 1 - zinnen begrenzen & verwijswoorden

Welkom!

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je..
  • ... zinnen correct met elkaar verbinden.
  • ... zinnen correct begrenzen.
  • ... fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.
  • ...bijzonderheden m.b.t. trappen van vergelijking kennen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen begrenzen
Voor de leesbaarheid van een tekst is het belangrijk dat je de zinnen op de juiste manier begrenst. Zinnen begrenzen kan op twee manieren verkeerd gaan:
  • Een (bij)zin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin gepresenteerd.
  • Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte ‘aan elkaar geplakt’, soms gescheiden door komma’s.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onterecht losstaand zinsdeel
Ook al zou je van mensen die hulp verlenen in de derde wereld of in oorlogsgebieden anders verwachten. Toch is er meerdere keren gerapporteerd over seksueel wangedrag van medewerkers van Oxfam International en Artsen zonder Grenzen.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen onterecht samenvoegen
Nederlandse studenten kunnen steeds gemakkelijker geld lenen bij DUO en particuliere banken, daardoor raken ze echter steeds vaker diep in de schulden, dat kan in hun latere leven tot problemen leiden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen begrenzen
Wanneer mag je twee zinnen met elkaar verbinden met een komma?
--> Hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
--> Bijzin (BZ) + hoofdzin (HZ)

We hebben zin in de vakantie (HZ), omdat het dan weer carnaval is (BZ).
Omdat het dan weer carnaval is (BZ), hebben we zin in de vakantie (HZ).

Plaats in het algemeen een komma voor omdatmaar, want en dus. Begin een nieuwe hoofdzin bij voorkeur niet met En, Maar of Want.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen begrenzen
Wanneer mag je twee zinnen verbinden met 'en', 'maar', 'of', 'want', of 'dus'?

Hoofdzin + hoofdzin

Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden
Deze woorden verwijzen naar andere woorden of zinnen. Het antecedent bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken. Kies daarbij het juiste verwijswoord:







Mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 8 - Tekstslide

Het-woorden zijn onzijdig. Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn ook onzijdig.
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. De volgende woorden zijn vrouwelijk:
vrouwelijke personen en dieren: de secretaresse, de berin
de-woorden op de volgende uitgangen:
-heid (minderheid)
-nis (geschiedenis)
-ing (beweging)
-schap (vriendschap)
-st (vangst – ww-vorm + st)
-te (gewoonte)
-de (waarde)
-ie (politie)
-ij (hekserij)
-iek (techniek)
-theek (bibliotheek)
-teit (universiteit)
-tuur (natuur)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Het-woorden zijn onzijdig. Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn ook onzijdig.
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. De volgende woorden zijn vrouwelijk:
vrouwelijke personen en dieren: de secretaresse, de berin
de-woorden op de volgende uitgangen:
-heid (minderheid)
-nis (geschiedenis)
-ing (beweging)
-schap (vriendschap)
-st (vangst – ww-vorm + st)
-te (gewoonte)
-de (waarde)
-ie (politie)
-ij (hekserij)
-iek (techniek)
-theek (bibliotheek)
-teit (universiteit)
-tuur (natuur)
Omdat het pand vorig jaar zo prachtig verbouwd is, wil ik ... graag van u kopen.
A
hem
B
het
C
haar
D
hun

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De politie wil meer personeel aannemen, omdat ... voor steeds hetere vuren komt te staan.
A
hun
B
ze
C
hij
D
haar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft de arts ... (hen/hun) niet verteld dat ... (hun/ze) in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
A
hun, ze
B
hen, ze
C
hen, hun
D
hen, hun

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overtreffende trap: meest
Een woord dat op st of sch eindigt, krijgt geen st, maar meest ervoor:
- (het) meest gepast
- (het) meest fantastisch

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Als mij’ of 'Dan ik’?
Vaak wordt na als of dan het verkeerde persoonlijke voornaamwoord gekozen: ''Jij bent even lang als mij. ''

Om te weten welk woord je moet gebruiken, maak je de zin langer door hem aan te vullen met de persoonsvorm.
- Freddy is net zo sportief als zij (is), maar sportiever dan ik (ben).
- De postbode fietst sneller dan jij (fietst), maar niet zo snel als wij (fietsen).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Ga naar de online omgeving en zoek de Cursus Formuleren.

Maak Cursus 5, par. 1, opdr. 1 t/m 10.

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken.
2. Op zoek gaan naar een lit. roman.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies