Architectuur

------
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

------

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Architectuur
ARCHITECTUUR

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning architectuur les 1:
1. Waar werken we naartoe? 
2. Leerdoelen 
3. Wat is architectuur? 
4. Architectuurstromingen: 
    Modernisme & structuralisme & Postmodernisme
5. Korte quiz
6. Afsluiting met terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Waar werken we naartoe? 

PTA: Architectuurtocht & designopdracht


CONTRAST
Hoofdstuk 13: Architectuur 
Hoofdstuk 16: Design 
Hoofdstuk 4: Dimensies Autonoom & toegepast 
 Hoofdstuk 5: Dimensies Ambachtelijk & industrieel


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je...



1. in eigen woorden uitleggen wat architectuur is en kan hier enkele voorbeelden van geven met betrekking tot de drie principes voor architectuur: schoonheid, stevigheid en bruikbaarheid.

2. In eigen woorden uitleggen wat de hoofdkenmerken van de vijf architectuurstromingen: modernisme, structuralisme, postmodernisme, supermodernisme en neotraditionalisme zijn.

3. De vijf verschillende architectuurstromingen van elkaar onderscheiden a.d.h.v. de zes architectuurkenmerken: functie, vorm, omgeving, constructie, materiaal en visie. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is architectuur?
Wat valt er allemaal onder architectuur?

Slide 8 - Woordweb

Architectuur (CONTRAST) 

"is een ('toegepaste') kunst van het ontwerpen van de gebouwde omgeving: gebouwen, interieurs, landschappen, pleinen, parken, speelplaatsen, steden noem maar op!" 
WAT IS ARCHITECTUUR?
Architectuur is de (toegepaste) kunst van het ontwerpen van de gebouwde omgeving: gebouwen, woningen, interieurs, meubels, landschappen en steden


schoonheid, stevigheid en bruikbaarheid 
WAAROM?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAT ZIE JE?
Neem over in je schrift en beantwoord in stilte voor jezelf:
  1. Materiaal
  2. Vormen
  3. Omgeving
  4. Functie (doel?)
  5. Constructie
  6. Visie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:30

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MODERNISME
1920-1970


Visie:
"form follows function"

"Less is more"

"Strakke soberheid"

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Charles-Édouard Jeanneret (1887-1965), 'Le Corbusier,' Villa Savoye (Poissey, Frankrijk 1931.
Vijf elementen van een nieuwe architectuur

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vijf elementen van een nieuwe architectuur
door Le Corbusier
1.Les pilotis: zuilen > opgetild wonen

2. Le toit-jardin:  Connectie met binnen en buiten > Functie: vloeiend doorlopen naar o.a. balkons en dakterrassen 

3. Le plan libre: Een vrije plattegrond indeling (constructie: Skeletbouw) 

4. La façade libre: vlakke/strakke gevel 'gordijn' 

5. La fenêtre en longeur: Horizontale ramen > geen onderbrekingen van muren en lichtdoorlatend

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Video indien nodig (ligt aan de tijd management/voorkeur docent)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

STRUCTURALISME
        1960-1990

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je schrift en luister én kijk goed naar de video!

Materiaal, Vormen, Omgeving, Functie (doel?), Constructie, Visie

Schrijf de bouwkenmerken op die je hoort én ziet die we zojuist besproken hebben.

Wat is het doel van deze manier van bouwen?



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zag je? 

Doel?



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"De nadruk op functies (modernisme) stond ontmoeting in de weg"

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

POSTMODERNISME
1980-2000

Neem over in je schrift!
1. Vrije vormen en uitbundige kleuren
2. Speelse details
3. Gebruik van stijlen uit het verleden. 

kies op basis hiervan de "Odd one out!"

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel Postmodern

Niet Postmodern

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel Postmodern


Niet Postmodern


Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel Postmodern

Niet Postmodern

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Reactie op het modernisme:
"Less is a bore"

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz


Pak je laptop of mobiel erbij!
Let op! meerdere antwoorden kunnen kloppen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is/zijn er een stroming(en) die een reactie zijn op het Modernisme?
A
Structuralisme
B
Geen
C
Postmodernisme
D
Beide

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke architectuurstroming is de leuze "Less is a bore"
A
modernisme
B
postmodernisme
C
Geen van deze opties
D
structuralisme

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antwoorden horen er bij het Modernisme?
A
"Form follows function"
B
IJzer, glas en betonconstructies
C
"Less is more"
D
'Villa Savoy,' Le Corbusier

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij het Postmodernisme?
A
Bouwen naar een 'community'
B
Veel gebruik van glas (glazen wanden)
C
Stijlen uit het verleden
D
Speelse details

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke architectuurstroming hoort dit gebouw?



Dit gebouw hoort bij de architectuur van het...?
A
Modernisme
B
Structuralisme
C
Geen
D
Postmodernisme

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




  1. Functie (doel?)
  2. Vormen
  3. Omgeving
  4. Materiaal
  5. Constructie
  6. Visie (idee/uitspraak?)
  7. Welke architect + voorbeeld? 




Vul alle drie de stromingen aan
1.  Modernisme
2. Structuralisme
3. Postmodernisme
Lees H. 13 in je boek en vul de kenmerken aan / internet mag
timer
15:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MODERNISME
1920-1970
Functie:          Functioneel bouwen, staat voorop! Groter ruimtes om goed in te kunnen                                                   werken/wonen
Vormen:         Geometrische vormen/doosbouw

Omgeving:    Connectie met de natuur, grote horizontale ramen voor genoeg lichtinval en                                           pilaren of dakterrassen om snel buiten te zijn.
Materiaal:      Glas, ijzer en beton om groter en toch lichter te kunnen bouwen.

Constructie:  Skeletbouw (zichtbaar of onzichtbaar), pilaren ter verhoging, functionele ruimte,                                   vrije plattegrondindeling. 
Visie:                "Form follows function"   "Less is more"  "Strakke soberheid"

Voorbeeld: Weesperflat Herman Hertzberger of Villa Savoy, le Corbusier 

Slide 36 - Tekstslide

Dit zijn de antwoorden om te bespreken indien nodig.
Structuralisme: 1960-1990 (reactie op modernisme)
  • Functie:      De nadruk op functies (modernisme) stond ontmoeting in de weg + naar een community bouwen
  • Vormen:     Kleinere eenheden die samen een structuur vormen. Kleine en grote ruimtes worden in strakke,                           vaak kubus patronen georganiseerd maar dit hoeft niet. Als het maar een herhaling van                                           basiseenheden is.
  • Omgeving: Mogelijkheid tot uitbreiding (genoeg ruimte) en gemeenschappelijke ruimtes buiten of binnen.                            Vaak in steden om mensen dichter bij elkaar te brengen.
  • Materiaal:   Sober in het materiaalgebruik. Op deze wijze werden gebruikers aangezet om het gebouw naar                           hun hand te zetten en op hun eigen manier te gaan gebruiken (prefab beton)

  • Constructie: Labyrint patroon van kleinere eenheden samengevoegd (een stad in een stad). Er zijn
                             collectieve ruimtes en meerdere ingangen. Er wordt gebruik gemaakt van ruimte                                                       structurerende elementen en de constructie is vaak zichtbaar. De gebouwen zijn vaak                                               ontworpen met het oog op toekomstige uitbreidingen. 
  • Visie:              Ontmoeting en daarbij de menselijke maat (kleinschaligheid) staat centraal. Meer variatie in                                   woonbouw.
  • Voorbeeld:    Kubuswoningen of de Kasbah, Piet Blom / Van eyck burgerweeshuis

Slide 37 - Tekstslide

Dit zijn de antwoorden om te bespreken indien nodig.
Postmodernisme (reactie op modernisme)
1980-2000
Functie:          Verfaaiing van de omgeving, speels karakter, minder saai maken.
Vormen:         Vrije vormen, uitbundige kleuren, mengen van bouwstijlen (ook uit het verleden).
Omgeving:    Vaak opvallend in het straatbeeld, zoals bij grote warenhuizen, hotels, musea,                                          kantoren, publieke gebouwen/ruimtes.
Materiaal:      De klassieke elementen als gevellijsten, kapitelen en zuilen worden vaak                                                   gerealiseerd in prefab beton. Lokale geschiedenis/cultuur kan ook op teruggepakt                             worden in vormen en materiaal.
Constructie:  Vrije vormen waarin skelet keuze is om weg te werken, verschillende materialen.                                  Soms 'grapjes' verwerkt in de constructie. 
Visie:                "Less is a bore" geheel eigen en herkenbaar uitstraling creëren. Fantasie!
Voorbeeld:     Effectenkantoor Rokin 99 Mart van Schijndel/ Michael Graves/Venturi

Slide 38 - Tekstslide

Dit zijn de antwoorden om te bespreken indien nodig.
Terugblik:
Aan het einde van de les kan je...



1. in eigen woorden uitleggen wat architectuur is en kan hier enkele voorbeelden van geven met betrekking op de drie principes voor architectuur: schoonheid, stevigheid en bruikbaarheid.

2. In eigen woorden uitleggen wat de hoofdkenmerken van de vijf architectuurstromingen: modernisme, structuralisme, postmodernisme, supermodernisme en neotraditionalisme zijn.

3. De vijf verschillende architectuurstromingen van elkaar onderscheiden a.d.h.v. de zes architectuurkenmerken: functie, vorm, omgeving, constructie, materiaal en visie. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

volgende week: 
- Neotraditionalisme
- Supermodernisme
- Creatieve opdracht!

Alvast doornemen! (hoofdstuk 13)
Wat valt je op aan deze architectuurstijlen?
> Gebruik je samenvattingsboekje

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies