Praktische economie H5 - havo 3

H5
De kosten van een bedrijf


Let op! Dit is een hoofdstuk bedrijfseconomie!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5
De kosten van een bedrijf


Let op! Dit is een hoofdstuk bedrijfseconomie!

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
Omzet, kosten en winst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Op een markt hebben we:
- Vragers
Dat zijn de consumenten (wij, als we wat gaan kopen)
- Aanbieders
Dat zijn de producenten (de verkopers, de bedrijven)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Prijs en vraag
Prijs omhoog, vraag omlaag: Als de prijs van iets stijgt (bijvoorbeeld een nieuwe telefoon), dan zullen minder mensen het willen kopen. 
Prijs omlaag, vraag omhoog: Als de prijs van hetzelfde product daalt, willen meer mensen het kopen. Het is goedkoper geworden en dus aantrekkelijker om te kopen.

Slide 6 - Tekstslide

Vraaglijn
Een vraaglijn laat zien hoeveel mensen willen kopen, afhankelijk van de prijs van een product.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ziet de functie er uit?
y = ax + b
Qv = aP + b
Qv = gevraagde hoeveelheid
P = Prijs
qv = -0,4p + 50
qv = (-0,4 x 100) + 50
qv = -40 + 50
qv = 10
Vraagfunctie:
qv = -0,4p + 50
prijs = 100
qv = ?

Slide 8 - Tekstslide

Formule
Qv = -20P + 500

Slide 9 - Tekstslide

Hoe teken je een vraaglijn?
Qv=-400p + 2000
2 punten uitrekenen:
> 2 prijzen kiezen op de verticale as
> de twee punten (2 prijzen) invullen 
in de formule
> punten in de grafiek zetten
> lijn trekken

Slide 10 - Tekstslide

Verschuiving van de vraaglijn
Verschuiving langs de vraaglijn

Slide 11 - Tekstslide

Samenvatting
Verandering langs de vraaglijn.
  • Wanneer gebeurt dat?
  • Als de prijs van het goed (product) verandert
Verandering van de vraaglijn
  • Wanneer gebeurt dat?
  • Als bij dezelfde prijs, de vraag naar het goed verandert (meer of minder vraag)

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 1 t/m 9 (start blz. 45)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Leerdoelen van de planner samenvatten
- Mindmap maken

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 2
Winst = winst

Slide 14 - Tekstslide

Omzet en winst
  • omzet = afzet * verkoopprijs
  • omzet = p * q
TO (totale opbrengst) is een ander woord voor omzet

  • winst = omzet - kosten
  • winst = totale opbrengst - totale kosten 
  • TW = TO - TK

Slide 15 - Tekstslide

Vaste en variabele kosten
Variabele kosten
Variabele kosten hangen af van hoeveel producten je maakt. 

Slide 16 - Tekstslide

Schoenenfabriek
Variabele kosten
Variabele kosten hangen af van hoeveel producten je maakt. 
Wat voor vaste kosten heeft een schoenenfabriek?
Wat voor variabele kosten heeft een schoenenfabriek?

Slide 17 - Tekstslide

KOSTPRIJS
= de totale kosten van een product (=TK / q)

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 2 t/m 9 (start blz. 50)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Leerdoelen van de planner samenvatten
- Mindmap maken

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Op een markt hebben we:
- Vragers
Dat zijn de consumenten (wij, als we wat gaan kopen)
- Aanbieders
Dat zijn de producenten (de verkopers, de bedrijven)

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een aanbodlijn?
Een aanbodlijn laat zien hoeveel 
bedrijven willen verkopen,
afhankelijk van de prijs van een
product.

Slide 22 - Tekstslide

Prijs en aanbod
Prijs omhoog, aanbod omhoog: Als de prijs van een product stijgt (bijvoorbeeld van schoenen), willen bedrijven er meer van maken en verkopen. Dit komt omdat ze er meer aan kunnen verdienen.
Prijs omlaag, aanbod omlaag: Als de prijs daalt, zullen bedrijven minder van dat product willen aanbieden, omdat het minder winst oplevert.

Slide 23 - Tekstslide

Vraaglijn
Aanbodlijn

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 10 en 11 en 12 (start blz. 52)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Leerdoelen van de planner samenvatten
- Mindmap maken

Slide 25 - Tekstslide

Paragraaf 3
Eenmaal, andermaal, verkocht

Slide 26 - Tekstslide

We kunnen de vraag- en aanbodlijn in één grafiek zetten

Slide 27 - Tekstslide

Vraagoverschot
Vraagoverschot

  • Bij P = 20
  • Qa = 3.750
  • Qv = 6.000

Wat zal er met de prijs gebeuren bij een vraagoverschot?

Slide 28 - Tekstslide

We willen graag een... marktevenwicht

Op het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn is er 
een marktevenwicht.

Bij het marktevenwicht hoort de evenwichtsprijs.


Bij de evenwichtsprijs hoort de evenwichtshoeveelheid.
Marktevenwicht:
Situatie op de markt waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Evenwichtsprijs:
De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Evenwichtshoeveelheid:
De gevraagd en aangeboden hoeveelheid bij de evenwichtsprijs.

Slide 29 - Tekstslide

Marktevenwicht
Het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn is het marktevenwicht. We noemen dat het evenwichtspunt.

Bij dit marktevenwicht hoort:
- de evenwichtsprijs
- de evenwichtshoeveelheid.

Hierbij geldt: Qv=Qa

Slide 30 - Tekstslide

Marktevenwicht

Slide 31 - Tekstslide

Evenwichtshoeveelheid/ evenwichtsprijs
  1. Wat is de evenwichtshoeveelheid?
  2. Wat is de evenwichtsprijs?

Slide 32 - Tekstslide

Evenwichtsprijs
De evenwichtsprijs bereken je door Qa=Qv

De evenwichtshoeveelheid bereken je door de evenwichtsprijs in de Qa of de Qv formule in te vullen

Qa = aangeboden hoeveelheid
Qv = gevraagde hoeveelheid                                 P = prijs

Slide 33 - Tekstslide

Evenwichtsprijs berekenen 

  • Qa = 2P – 20 en Qv = -3P + 100

    Evenwichtsprijs berekenen > Qa = Qv
  • 2P – 20 = -3P + 100 
  • 5P – 20 = +100 
  • 5P = 120 
  • P = 120/5 = 24 euro 

Slide 34 - Tekstslide

Evenwichtshoeveelheid berekenen 

  • Qa = 2P – 20 en Qv = -3P + 100

    Evenwichtsprijs = €24
  • De evenwichtshoeveelheid bereken je door de evenwichtsprijs in de Qa of de Qv formule in te vullen

2 * 24 - 20 = 28 stuks                      óf
-3 * 24 + 100 = 28 stuks

Slide 35 - Tekstslide

Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen
Qa = 100P - 1000
Qv = -100P + 5000

1) Reken de evenwichtsprijs uit.

Slide 36 - Tekstslide

Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen
Qa = 100P - 1000
Qv = -100P + 5000

1) Reken de evenwichtsprijs uit.
Qa                    = Qv
100P - 1000  = -100P + 5000
200P - 1000 = 5000
200P               = 6000
P                        = 30

Slide 37 - Tekstslide

Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen
Qa = 100P - 1000
Qv = -100P + 5000

1) Reken de evenwichtshoeveelheid uit, met behulp van de berekende evenwichtsprijs.

P = 30, invullen in Qa of Qv



Slide 38 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4 t/m 8 (start blz. 56)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Leerdoelen van de planner samenvatten
- Mindmap maken

Slide 39 - Tekstslide

Verschuiving aanbodlijn

Slide 40 - Tekstslide

Hoe kan de aanbodlijn naar rechts verschuiven?

Slide 41 - Tekstslide

Verschuiving aanbodlijn links
  • Aantal aanbieders daalt
  • Kosten productie stijgen

Slide 42 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 9 t/m 11 (start blz. 57)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Leerdoelen van de planner samenvatten
- Mindmap maken

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide