Praktische economie H5 - havo 3

H5
De kosten van een bedrijf


Let op! Dit is een hoofdstuk bedrijfseconomie!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5
De kosten van een bedrijf


Let op! Dit is een hoofdstuk bedrijfseconomie!

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
Omzet, kosten en winst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Consumentenprijs
Verkoopprijs incl. btw = consumentenprijs
De prijs die de consument betaalt voor een product in de winkel.

Verkoopprijs + btw   = consumentenprijs (incl. btw)
100%                 +  21%  =  121% bij "luxe" goederen
100%                  + 9%    =  109% bij "levensmiddelen" 




Slide 4 - Tekstslide

Consumentenprijs berekenen

Slide 5 - Tekstslide

Van consumentenprijs naar verkoopprijs

Met de consumentenprijs en het btw-tarief kun je terugrekenen naar de verkoopprijs.


 







Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 3 t/m 7 (start blz. 146)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Leerdoelen van de planner samenvatten
- Mindmap maken

Slide 7 - Tekstslide

Schoenenfabriek
Variabele kosten
Variabele kosten hangen af van hoeveel producten je maakt. 
Wat voor vaste kosten heeft een schoenenfabriek?
Wat voor variabele kosten heeft een schoenenfabriek?

Slide 8 - Tekstslide

Vaste en variabele kosten
Variabele kosten
Variabele kosten hangen af van hoeveel producten je maakt. 
Huur
Gas, water & licht
Loon (vast personeel) Afschrijvingen
Grondstoffen
Transport
Onderhoudskosten

Slide 9 - Tekstslide

Wat was TO en TK ook alweer?

Slide 10 - Tekstslide

Break-evenomzet en afzet
  • Break-even vinden we bij TO = TK
  • Break-evenafzet vinden we door
    TO = TK

  • Bereken break-even omzet door
    afzet (Q) in te vullen in TO formule 
    (= p x q)

Slide 11 - Tekstslide

Break-even afzet en omzet
  • TO = TK
  •  aflezen break-even afzet uit grafiek
  • Bereken break-even omzet door
    afzet in te vullen in TO (pxq)
    Wat is de BEO?

Slide 12 - Tekstslide

Kostprijs per product

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4 t/m 13 (start blz. 146)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 3
Reclame maken

Slide 15 - Tekstslide

Wat is marketing?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

De marketingmix

Bedrijven proberen het koopgedrag van mensen te beïnvloeden.
Zij doen dit door de marketingmix toe te passen. 

De marketingmix bestaat uit de 5 P's.

Slide 19 - Tekstslide

Aan welk merk frisdrank denk je?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Marketingmix Coca-Cola
Product
Prijs
Promotie
Personeel
Plaats

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 3 t/m 11 (start blz. 158)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 

Slide 25 - Tekstslide

Paragraaf 5
Rekenen met BTW

Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met BTW
21% BTW
9% BTW
Exclusief BTW
100%
100%
BTW
21%
9%
Inclusief BTW
121%
109%

Slide 27 - Tekstslide

Consumentenprijs berekenen

Slide 28 - Tekstslide

Van consumentenprijs naar verkoopprijs

Met de consumentenprijs en het btw-tarief kun je terugrekenen naar de verkoopprijs.


 







Slide 29 - Tekstslide

Bereken de brutowinst
en de nettowinst.
A
Bruto: € 25.440 Netto: € 4.450 winst
B
Bruto: € 24.450 Netto: € 4.540 verlies
C
Bruto: € 24.450 Netto: € 4.540 winst
D
Bruto: € 25.440 Netto: € 4.450 verlies

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent afzet?
A
Geld wat je hebt verdiend met verkoop
B
Het aantal verkochte producten in een bepaalde periode
C
De betaalde belasting aan de overheid (btw)
D
Verkoopwinst. Het bedrag dat je ontvangt op je rekening.

Slide 31 - Quizvraag

Hoe bereken je de brutowinst?

Brutowinst = ...
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - Bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 32 - Quizvraag

Nettowinst =
A
Bedrijfskosten - brutowinst
B
Brutowinst - bedrijfskosten
C
brutowinst - inkoopwaarde
D
omzet - inkoopwaarde

Slide 33 - Quizvraag

De rekening van restaurant "Chez le patron"
1. De rekening bedroeg €168 incl. 21% btw.
Bereken het bedrag van de rekening exclusief btw.
timer
2:00
A
168 / 121 x 100 = € 138,84
B
168 / 100 x 121 = €203,28
C
168 /121 x 79 = € 109,69

Slide 34 - Quizvraag

Een ondernemer verkoopt Fifa 22. Hij koopt ze in voor 30 euro bij een leverancier. De ondernemer houdt vast aan een 50% brutowinstmarge. Op Fifa 22 houdt hij rekening met 21% btw.

Hoeveel is de consumentenprijs voor Fifa 22 bij deze ondernemer?

Tip: gebruik een blaadje om op te schrijven wat je doet.
A
€ 45,-
B
€ 51,30
C
€ 54,45
D
€ 55,05

Slide 35 - Quizvraag

Voor een gemiddelde trampoline wordt een consumentenprijs gevraagd van € 200,50. Bereken de verkoopprijs. Houdt rekening met een btw percentage van 21%.

Slide 36 - Open vraag

De prijs exclusief btw is €45. Het btw percentage is 21%. Hoeveel btw betaal je en wat wordt de consumentenprijs?

Slide 37 - Open vraag

Je gaat uiteten in een restaurant. De rekening is €127,- incl. 9% btw. Hoeveel is de rekening excl. btw?

Slide 38 - Open vraag

Aan de slag!
- Maken 1 t/m 6 (start blz. 166)
    - In stilte, overleggen mag
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 

Slide 39 - Tekstslide