2.2 Lezen tekstverband oorzaak-gevolg

2.2 Lezen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.2 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw

1. Terugblik vorige les

2. Lesdoelen

3. Voorkennis: wat weet je al?

4. Instructie

5. Samen oefenen

6. Zelfstandig werken

7. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik:
Wat is het verschil tussen een mening en een feit?

Slide 3 - Open vraag

Juist of onjuist?
Een feit kun je controleren en een mening niet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Een feit herken je vaak aan woorden zoals 'ik vind' en 'volgens mij'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De zin 'Kleuters, bussen en stoplichten, dat vind ik de grootste ergernissen' is een mening.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoelen
Lesdoel 1
Aan het einde van de les weet je welke signaalwoorden er bij het tekstverband oorzaak-gevolg horen.

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis activeren

1. Zoek in tweetallen de juiste signaalwoorden bij het juiste tekstverband. Leg deze kaartjes bij elkaar (5 min).


2. Wissel je antwoorden uit met een ander tweetal (2 min).


3. Klassikaal de juiste combinaties bespreken (2 min).

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
  • In het ene tekstdeel staat de oorzaak van iets, in het andere tekstdeel het gevolg.

 

  • Signaalwoorden hiervoor zijn: doordat, hierdoor, met als gevolg.

Oorzaak-gevolg tekstverband

  • In het ene tekstdeel staat de oorzaak van iets, in het andere tekstdeel het gevolg.


  • Signaalwoorden die bij dit tekstverband horen: doordat, hierdoor, met als gevolg.


Slide 9 - Tekstslide

Benoem de oorzaak:
De trein was vertraagd. Hierdoor kwam Eva te laat.

Slide 10 - Open vraag

Benoem het gevolg:
De straat is ondergelopen vannacht doordat het de afgelopen nacht heel hard geregend heeft.

Slide 11 - Open vraag

Maak nu zelf een zin waar een oorzaak-gevolg in staat.

Slide 12 - Open vraag

Zelfstandig werken
  • Je maakt de volgende opdrachten: 1 tot en met 11.


  • Afspraken tijdens het zelfstandig werken:
  1. Als je iets niet snapt mag je je schoudermaatje vragen. Doe dit zachtjes.
  2. Kom je er samen niet uit, dan steek je je vinger op. Je gaatondertussen verder met de volgende opdracht.
  3. Tijdens mijn ‘service-rondje’ probeer ik je te helpen.

Slide 13 - Tekstslide

Afsluiting: welke signaalwoorden ken je die horen bij een oorzaak-gevolg tekstverband?

Slide 14 - Open vraag