Prefixes & Suffixes

• Engels
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Prefixes & Suffixes

Prefixes & Suffixes 

Prefixes and suffixes

(voorvoegsels en achtervoegsels)

Prefixes zijn letters die voor het woord komen om zo de betekenis van het woord te veranderen.

Suffixes zijn letter die achter het woord komen om zo de betekenis van het woord te veranderen.

00:31

Prefix is in front
Suffix is on the back

1. False
2. True

01:02

What does the Prefix Re-
mean here

01:43

Which word fits behind Happy

1. Ness
2. Ment

02:46

Which one comes in front?

1. Suffix
2. Prefix

Prefixes 

Suffixes

Match the prefixes with the words they go with.

correct

honest

legal

possible

regular

dis-

il-

im-

in-

ir-

Prefixes and suffixes

we can create new words by adding prefixes and suffixes

non- / un- / im- / il- / ir- / in- 

Geven een woord een tegenovergestelde betekenis.

welcome   --> unwelcome

patient       --> impatient

logical       --> illogical

complete   --> incomplete

re- 

betekent 'opnieuw' of 'terug' maar ook 

redo 

recall

rebuild

reminder

response

recycle

recover

mis- / dis- 

Geven een woord een tegenovergestelde of negatieve betekenis.

mistake

disbelief

dislike

disrespect

misbehave

misheard

Wat komt er voor "possible"

1. Non
2. Dis
3. Im
4. Ir

Wat komt er voor "sense"

1. Non
2. Un
3. Ir
4. Dis

Wat komt er voor "appear"

1. Un
2. Dis
3. Non
4. Ir

Wat komt er voor "play"

1. Mis
2. Re
3. Un
4. Ir

Moving on to the suffixes!

                          - er                           

1) gebruik je als vergrotende trap (om iets te vergelijken)

sweeter, nicer, cooler, darker, lower

2) voor een persoon of ding die een 'iets' (een actie) doet

teacher, dancer, biker, gamer, 

                      - able                           

1) gebruik je om te zeggen dat het mogelijk is.

portable, respectable, practicable

                      - less                           

1) gebruik je om te zeggen dat iets mist.

flavourless, meaningless, hopeless, homeless

                      - ful                           

1) gebruik je om te zeggen dat iets een eigenschap bezit.

beautiful, careful, wonderful, stressful

                  - ment, -ing                   

1) gebruik je om van een werkwoord een zelfstandig naamwoord te maken.

requirement, payment, setting

                      - ive                             

1) gebruik je om van een werkwoord een bijvoegelijk naamwoord te maken.

attractive, effective, exhaustive

1. Wat komt er achter "sad"

1. er
2. ing
3. ment
4. ness

2. Wat komt er achter "punish"

1. ment
2. ness
3. er
4. ing

3. Wat komt er achter "end"

1. ment
2. ness
3. ing
4. er

Change the verb "to employ" into a noun.

Change the verb "to support" into an adjective.

Write a sentence with at least 1 prefix and 1 suffix.