Writing lesson 3 continued

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Please have your book on the table and your bag on the floor

Today's goals

After today's lesson, you 

know when to use the past simple or the present perfect

Reading

past simple vs present perfect

Past simple  - present perfect

Past simple

- Verleden tijd

- Afgelopen

- Tijdsbepaling

werkwoord + ed

OF 2e rijtje

onr. ww (blz. 170/178/190)

Present perfect

In het verleden begonnen en;

- nu nog aan de gang

- resultaat merkbaar

has/have + ww+ed 

OF

has/have + onr. ww. 3e rijtje

past simple vs present perfect

•  I worked in Zutphen for seven years.
  
•  (ik werk er nu dus niet meer)
  
• I went to New York in 2015.
• (1x in 2015)
• 
  
•  I have worked for Shell for three years.
  
•   (en ik werk er nu nog steeds)
  
• I have been to New York twice.
  
• (ooit eens geweest, gaat om de ervaring)
  

I lived in London.

I have lived in London.

Present Perfect

Past Simple

I learned my lesson.

I have learned my lesson and will never do that again.

Present Perfect

Past Simple

Past Simple Present Perfect

Ik twijfel nog...

1. Is het op dit moment nog aan de gang? 

   Ja = present perfect                                Nee = volgende vraag

2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?

    Ja = present perfect                               Nee = volgende vraag

3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?

    Ja = present perfect                               Nee = past simple

Kies de juiste tijd:
I went to my friend last night.

1. past simple (in het verleden en nu klaar)
2. present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Kies de juiste tijd:
I have seen that movie before!

1. past simple (in het verleden en nu klaar)
2. present perfect (nu nog bezig/resultaat/ervaringen)

Kies de juiste tijd:
I have been at Pinkpop for 2 years now.

1. past simple (in het verleden en nu klaar)
2. present perfect (nu nog bezig/resultaat/ervaringen)

1. I ___________ (never/meet) my grandparents.

2. We ________ (eat) sushi last night.

3. My mother ________ (work/not) yesterday.

4. My sister _________ (live) in Breda since 2018.

Practice!

SB p. 168

ex. 11 --> check with answers in Teams. 

7 or more correct? Well done!

More mistakes? Practice with the other exercises (12 & 13)

Finished?
Read the study box on suffixes (p. 162) and do exercise 6