§ 2.1 en 2.2

Mais kan gebruikt worden voor consumptie, maar ook als bio brandstof. Met andere woorden mais is ....... (welk begrip past het best)
A
een vrij goed
B
alternatief aanwendbaar
C
een behoefte
D
oppotmiddel
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mais kan gebruikt worden voor consumptie, maar ook als bio brandstof. Met andere woorden mais is ....... (welk begrip past het best)
A
een vrij goed
B
alternatief aanwendbaar
C
een behoefte
D
oppotmiddel

Slide 1 - Quizvraag

prioriteren
zelfvoorziening
welvaart
Kiezen wat voor jou het belangrijkste is
je voorziet in een behoefte zonder het te kopen
de mate waarin je in een behoefte kunt voorzien

Slide 2 - Sleepvraag

Een Budgetlijn kan naar rechts verschuiven als:
A
Het budget van de consument daalt.
B
Er meer geproduceerd wordt
C
De consument meer chips koopt
D
De consument de loterij wint.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste formule
van de budgetlijn?
A
12 = 4 MS + 6 CT
B
14 = 3 MS + 2 CT
C
12 = 3 MS + 2 CT
D
12 = 2 MS + 4 CT

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van schaarste
A
Schaarse producten zijn zeldzaam
B
Door schaarste kunnen mensen bijna niks kopen
C
Door oneindige behoeften mensen en beperkte middelen ontstaat schaarste
D
Schaarste ontstaat doordat mensen te weinig willen kopen met de vele middelen die zij hebben.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Waarom ruilen mensen?

Slide 7 - Open vraag

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Kun je uitleggen dat er ruil tot stand komt als de ruil wederzijds voordeel oplevert
  • Je kunt het wederzijds voordeel berekenen met de ruil verhouding

Slide 8 - Tekstslide

Wederzijds voordeel 
Je zal wil ruilen als er sprake is van een wederzijds voordeel

In dat geval is er sprake van een tegengestelde behoefte. Dus, iemand die heeft wat dat jij wil hebben en wil hebben wat jij hebt.


Slide 9 - Tekstslide

Autarkie & reden ruil
Als er niet geruild wordt met andere landen spreken we van autarkie. Dit komt vrijwel nooit voor.

Waarom ruilen we? 
- Geen behoefte aan het een, maar wel in bezit
- Wel behoefte, maar meer dan je nodig hebt.
Zo ontstaat welvaart. Je kunt nu in meer behoeften voorzien.

Slide 10 - Tekstslide

Autarkie & reden ruil
Als er niet geruild wordt met andere landen, spreken we van autarkie. Dit komt vrijwel nooit voor. Alleen als je als besluit om niks meer te importeren of te exporteren, krijg je autarkie.

Slide 11 - Tekstslide

Ruilverhouding
De waarde van het ene middel uitgedrukt in het aantal eenheden van het andere middel.

vb. 
Een tafel heeft de waarde van drie stoelen.
Jelmer heeft de tafel en wil deze ruilen voor vier stoelen. Arshad heeft de stoelen en wil de tafel voor twee stoelen. 
De ruilvoet = 1 : 3
 


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Wat: Opdracht 1 t/m 4    blz. 23 e.v. 
Hoe: Voor jezelf. In je schrift
Tijd: 15 minuten (10 min stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk 
(flipping the classroom)
  • Lees de leertekst van blz. 25 t/m 30
  • Maak opdracht 1 t/m 3 blz. 30 


timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Eigendomsrechten
Bepalen wie de wettige eigenaar is van een middel.

Voorbeeld: kassabon, koopakte (bij aankoop huis) , e-mail bij online aankopen.

Slide 14 - Tekstslide

Patent
Een patent geeft het recht aan de onderneming om als enige een product te produceren voor een bepaalde periode

Slide 15 - Tekstslide

Voordeel patent
Voordeel van patent voor de samenleving:
Als er geen mogelijkheid voor patent zou zijn, zouden veel innovaties niet plaatsvinden. Het kost een bedrijf vaak veel geld om onderzoek te doen, en als de kennis dan door iedereen gebruikt zou kunnen worden, is mogelijke opbrengst voor het bedrijf zelf veel kleiner.

Slide 16 - Tekstslide

Nadeel patent
Nadeel van een patent voor de samenleving:
Bedrijf mag product als enige op de markt brengen en is daarmee monopolist. Hij heeft hierdoor veel invloed op de prijs, je kunt het product immers nergens anders halen, waardoor de prijs hoog zal zijn.


Slide 17 - Tekstslide

Copyright
Copyright is het Engelse woord voor auteursrecht.
Wanneer je iets origineels maakt, bijvoorbeeld een tekst of een foto, heb je automatisch het auteursrecht. Jij bent de auteur van dat werk. Daarom zie je vaak het tekentje © staan bij allerlei teksten en foto's.

Slide 18 - Tekstslide

Transactiekosten 

Alle kosten die je moet maken ten behoeve van het tot stand brengen van een transactie/ruil.

Bij ruil ontstaan transactiekosten zoals advertentiekosten, zoekkosten, menukosten, transportkosten


Waarom zijn deze belangrijk? 
  • kunnen wederzijds voordeel van ruil tenietdoen
  • verklaren ontstaan van instituties



Slide 19 - Tekstslide

Institutie
Organisatie die een ruil makkelijker maakt door het verlagen van transactieksoten

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Marktplaats
  • Bank
  • Autodealer
  • Makelaar
Welke transactiekosten worden hiermee verlaagd?

Slide 21 - Tekstslide

Wat moet er op de puntjes staan?
Een ruil gaat alleen door als de ....... lager is / zijn dan het wederzijds voordeel van de ruil.
A
prijs
B
verhoudingen in autarkie
C
transactiekosten
D
ruilverhouding

Slide 22 - Quizvraag

Welke voorwaarde moet aanwezig zijn om tot een ruil te komen
A
Er moet sprake zijn van een wederzijdse verhouding
B
Er moet sprake zijn van wederzijds voordeel
C
Er moet sprake zijn van wederzijds begrip
D
Er moet sprake zijn van wederzijdse dwang

Slide 23 - Quizvraag

het tegenovergestelde van autarkie is
A
protectie
B
anti-dumping
C
plaatsvinden van handel
D
zelfvoorzienend zijn

Slide 24 - Quizvraag

Wat is niet waar over een patent?
A
Is hetzelfde als een octrooi
B
Geeft aan wie het eigendomsrecht heeft
C
Geeft aan dat het product van goede kwaliteit is
D
Zorgt voor een monopolie

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn transactiekosten?
A
Kosten die gemaakt worden om de budgetlijn te kunnen weergeven
B
Kosten die gemaakt worden voor het maken van een geschikte ruil.
C
Kosten die gemaakt worden bij het verplaatsen van goederen
D
Kosten die gemaakt worden om niet te ruilen.

Slide 26 - Quizvraag

Het gebruik van geld leidt tot hogere transactiekosten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Waardoor worden transactiekosten lager?
A
Ruil
B
Handel
C
Instituties
D
Banken

Slide 28 - Quizvraag

Wantrouwen leidt tot hogere transactiekosten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Transactiekosten kunnen alleen in geld worden uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurd er met de prijs als een patent vervalt?
A
De prijs daalt
B
De prijs stijgt
C
De prijs blijft gelijk

Slide 31 - Quizvraag

Huiswerk
Maken opgaven paragraaf 2.1 en 2.2

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt het ontstaan van een wederzijds voordelige ruil toelichten en de invloed van transactiekosten en instituties daarop uitleggen.

Slide 33 - Tekstslide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Huiswerk
Vraag 1 t/m 5

Slide 35 - Tekstslide