In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
mevrouw Van der Meulen
Slide 1 - Tekstslide
herkansbaar
digitale toets
niet herkansbaar
digitale toets
PTO 1e periode week van 1 november
1. a. Les 1 tot en met 11 uit de methode Kern
b. toets over een leesboek
2. toets begrijpend lezen
Slide 2 - Tekstslide
komende 8 lessen
leesvaardigheid
les 2,3 ,4 ,7 en 8 van Kern ( 5 lessen)
samen lezen in een boek ( 4 lessen)
oefenen met begrijpend lezen stencil ( 3 lessen)
Slide 3 - Tekstslide
deze les
oefenen met begrijpend lezen
stencil Killer Bee
Let op: bewaar het stencil . Je hebt het de volgende les ook nodig!
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 6 - Open vraag
In de inleiding wordt beschreven wat het onderwerp van de tekst is en de schrijver maakt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.
In de kern worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dit zijn de deelonderwerpen.
In het slot wordt de tekst afgesloten. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan met een eindconclusie, een samenvatting van de kern, een advies of de hoofdgedachte van de tekst.
Slide 7 - Tekstslide
In welke drie stukken kun je een tekst verdelen?
Slide 8 - Open vraag
Wat is de functie van een inleiding functie= doel
Slide 9 - Open vraag
Wat is de functie van de kern?
Slide 10 - Open vraag
Deelonderwerpen bestaan uit één of meerdere alinea's. Je kunt de verschillende deelonderwerpen onderscheiden door te letten op de witregels en tussenkopjes.
Slide 11 - Tekstslide
Wat is een deelonderwerp?
Slide 12 - Open vraag
Wat is een alinea?
Slide 13 - Open vraag
Kan een deelonderwerp uit meerdere alinea's bestaan?
Slide 14 - Open vraag
Herken jij de inleiding?
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Vraag 1. Lees onderstaande tekst globaal door. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
bioloog Kerr
B
de bij
C
de geafrikaniseerde honingbij
Slide 19 - Quizvraag
Vraag 2: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat
Lees de tekst nu precies. Wat betekent het zelfstandig naamwoord mede?
Slide 20 - Tekstslide
Vraag 2: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat Lees de tekst nu precies. Wat betekent het zelfstandig naamwoord mede?
Slide 21 - Open vraag
Vraag 3: informatie uit de tekst afleiden
Wat wordt verstaan onder een tamme bij?
Vraag 3: informatie uit de tekst afleiden
Wat wordt verstaan onder een tamme bij?
Slide 22 - Tekstslide
Vraag 3: informatie uit de tekst afleiden Wat wordt verstaan onder een tamme bij?
Slide 23 - Open vraag
Vraag 4: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat
Vul in:
De geafrikaniseerde honingbij is een kruising tussen de ___________________________ honingbij en de ___________________________ honingbij.
Slide 24 - Tekstslide
Vraag 4: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat Vul in: De geafrikaniseerde honingbij is een kruising tussen de ___________________________ honingbij en de ___________________________ honingbij.
Slide 25 - Open vraag
Vraag 5: informatie uit de tekst afleiden Wat betekent per abuis?
Slide 26 - Open vraag
Vraag 6: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat Waarom steken Afrikaanse bijen eerder dan Europese bijen? Noem 2 redenen.
Slide 27 - Open vraag
Vraag 7: informatie opzoeken door verbanden te leggen (verwijzingen) Wat bracht bioloog Kerr in de jaren 50 van de vorige eeuw op een idee?
Slide 28 - Open vraag
Vraag 8: indeling van de tekst Geef met regelnummers aan waar de inleiding, de kern en het slot van de tekst beginnen. De inleiding begint bij regel _____ . De kern begint bij regel _____ . Het slot begint bij regel _____ .
Slide 29 - Open vraag
Vraag 9: alinea’s
In welke alinea wordt een recente gebeurtenis beschreven
A
in alinea 2
B
in alinea 4
C
in alinea 5
D
in alinea 7
Slide 30 - Quizvraag
Vraag 10: doel van de schrijver De tekst is vooral geschreven om de lezer te …
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
Slide 31 - Quizvraag
Vraag 11: lezerspubliek (doelgroep) Voor wie heeft de schrijver de tekst geschreven?
A
Nederlandse jongeren en volwassenen
B
Belgische jongeren en volwassenen
C
Afrikaanse jongeren en volwassenen
Slide 32 - Quizvraag
Vraag 12: hoofdgedachte Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
.De geafrikaniseerde honingbij is agressief en gevaarlijk voor mensen, maar komt momenteel
in Nederland niet voor.
B
De geafrikaniseerde honingbij is door toeval ontstaan.
C
Het is belangrijk, dat klimaatverandering moet meer aandacht krijgt.
Slide 33 - Quizvraag
Vraag 13: signaalwoorden Vraag 13.Noem 3 signaalwoorden uit de eerste alinea, die met een reden te maken hebben.
Slide 34 - Open vraag
Vraag 14: signaalwoorden Tussen alinea 5 en 6 zit een tegenstelling. Schrijf het signaalwoord op, waaraan je de tegenstelling herkent.
Slide 35 - Open vraag
Vraag 15: tekststructuur (tekstopbouw) Welke structuur herken je het meest in de tekst?
A
Er wordt een vraag gesteld, waarop de schrijver antwoord probeert te geven.