8.2 - 8.3 - 8.4 Tangens
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke begrippen hebben te
maken met gelijkvormigheid bij driehoeken?
maken met gelijkvormigheid bij driehoeken?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wat valt op aan deze twee driehoeken?
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de
vergrotingsfactor
bij deze driehoeken?
vergrotingsfactor
bij deze driehoeken?
A
vergrotingsfactor = 1,5
B
vergrotingsfactor = 2
C
vergrotingsfactor = 2,5
D
vergrotingsfactor bestaat hierbij niet
Slide 10 - Quizvraag
Combineer de overeenkomstige hoeken.
R
P
Q
Slide 11 - Sleepvraag
Slide 12 - Tekstslide
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek B
a
o
l
90
Slide 13 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek C
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 14 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek D
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 15 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek F
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 16 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek G
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 17 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek H
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 18 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek K
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 19 - Sleepvraag
Zet op de juiste plaats gezien vanuit hoek M
timer
0:15
a
o
l
90
Slide 20 - Sleepvraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Als AB=1300 en AC=600,
dan is tan(C) = 2,17.
Waarom?
dan is tan(C) = 2,17.
Waarom?
