H2.8 grammatica woordsoorten (les 1)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad/laptop (log in bij LessonUp)
  • je leerwerkboek op p. 134
  • je etui
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad/laptop (log in bij LessonUp)
  • je leerwerkboek op p. 134
  • je etui

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg nieuwe woordsoort
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk was:
  • Maak in je leerwerkboek/schrift 2.7: 9, 10, 11 en 12.
  • Kijk na via de studiewijzer in Magister
  • Je verbetert met een andere kleur.
  • Geef in opdracht 12 aan hoeveel fouten je had in 11 en ook welke fouten.
  • Hieruit schrijf je drie leerdoelen voor jezelf op.

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel fouten had je bij opdracht 10 pagina 134? Het waren 6 zinnen.
A
0-1 fout
B
2-3 fouten
C
4 tot 5 fouten
D
6 fouten

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde (opdr.10)
a. Amalia gaat zich verloven met Enzo Knol. 
c. Wij zaten ons natuurlijk te verkneukelen. 
e. Als actrice leef je je helemaal in. 

Weet je het niet? Gebruik dan Piet!

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (opdr. 10)
a. Amalia gaat zich verloven met Enzo Knol. (zich verloven)
c. Wij zaten ons natuurlijk te verkneukelen. (zich verkneukelen)
e. Als actrice leef je je helemaal in. (zich inleven).

Als actrice leeft Piet zich helemaal in. wg: leeft zich in.
Piet is het onderwerp, dus je is het onderwerp.

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel fouten had je in opdracht 11a op pagina 134. Het waren 6 zinnen.
A
0-1 fout
B
2-3 fouten
C
4-5 fouten
D
6 fouten

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel fouten had je bij opdracht 11b. pagina 134? Het waren 6 zinnen.
A
0-1 fout
B
2-3 fouten
C
4 tot 5 fouten
D
6 fouten

Slide 8 - Quizvraag

Zin ontleden (opdracht 11)
 Zoek de pv en zet zinsdeelstrepen, let op de dubbele!

Misschien neem je je voor dat je later geen normale baan wilt.


Slide 9 - Tekstslide

Zin ontleden (opdracht 11)
 Benoem de zinsdelen per zin.

Misschien | neem | je | je | voor || dat | je | later | geen normale 

baan | wilt.


dat

Slide 10 - Tekstslide

Zin ontleden (opdracht 11)
 
Misschien | neem | je | je | voor || dat | je | later | geen normale 
   bwb                  wg     o    wg    wg                 o      bwb         lv
baan | wilt.
               wg

Wederkerend werkwoord: zich voornemen.

dat

Slide 11 - Tekstslide

Zin ontleden (opdracht 11)
 
Misschien | neem | je | je | voor || dat | je | later | geen normale 
   bwb                  wg     o    wg    wg                 o      bwb         lv
baan | wilt.
               wg

Eerste deel = hoofdzin, tweede deel = bijzin => onderschikkend

dat

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn jouw drie leerdoelen bij paragraaf 2.7?

Slide 13 - Open vraag

2.8 Woordsoorten
Kennen voor de toets: lw, bn, zn, vz, vw, ww, psv, bzv, av, vrv.

Nieuw: 
wgv: wederkerig voornaamwoord
htw: hoofdtelwoord
rtw: rangtelwoord

Slide 14 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord

wgv: elkaar/elkaars

Na lange tijd zagen ze elkaar.
Ze vielen in elkaars armen.

Slide 15 - Tekstslide


Hoofdtelwoorden (htw)
 => hoeveelheid.

  • drie
  • zevenhonderd

  • veel
  • (een) paar

Rangtelwoorden (rtw)
=> rangorde

  • eerste
  • zesde

  • laatste
  • zoveelste
Telwoorden (tw / p. 141)

Slide 16 - Tekstslide

Doe mee: opdracht 1 p. 137
Samen met twee klasgenoten had ik me 

opgegeven voor een experiment.




lw
de het een
av
deze, die, dit, dat
vrv
wie, wat, wat voor, welke
zn
lw ervoor zetten, eigennaam, hoofdletters
bn
zegt iets over zn
vz
kast / vakantie
ww
vervoegen?
vw
samengesteld?
psv
ik, jij, hij, haar, hem, wij, ons
bzv
mijn, jouw, uw, onze
tw
hoofd => hoeveelheid
rang => rangorde
wgv
elkaar/elkaars

Slide 17 - Tekstslide

Werkmoment
Maak in je leerwerkboek/schrift van 2.8 woordsoorten:
  • 1 en 9. 
  • Kijk na en verbeter. Welke woordsoort ga je oefenen?
lw
de het een
av
deze, die, dit, dat
vrv
wie, wat, wat voor, welke
zn
lw ervoor zetten, eigennaam, hoofdletters
bn
zegt iets over zn
vz
kast / vakantie
ww
vervoegen?
vw
samengesteld?
psv
ik, jij, hij, haar, hem, wij, ons
bzv
mijn, jouw, uw, onze
tw
hoofd => hoeveelheid
rang => rangorde
wgv
elkaar/elkaars

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
  • Volgende les: paarse vrijdag
  • Erna: huiswerk in Magister. 
  • 21 december toets!!

Slide 19 - Tekstslide