V5 comparisons en adjectives/adverbs

Trappen van vergelijking
-er / -est achter het bijvoeglijk naamwoord bij: 
  • woorden van één lettergreep 
    great - greater - greatest 
    nice - nicer - nicest 
  • woorden eindigend op medeklinker + -y (y wordt i) 
    easy - easier - easiest
    happy - happier - happiest 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking
-er / -est achter het bijvoeglijk naamwoord bij: 
  • woorden van één lettergreep 
    great - greater - greatest 
    nice - nicer - nicest 
  • woorden eindigend op medeklinker + -y (y wordt i) 
    easy - easier - easiest
    happy - happier - happiest 

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
more / most ervoor bij: 
  • bijvoeglijke naamwoorden van twee of meer lettergrepen
    wonderful - more wonderful - most wonderful
    incredible - more incredible - most incredible 
  • bijwoorden eindigend op -ly 
    poorly - more poorly - most poorly
    quietly - more quietly - most quietly 
!
Hier wordt er dus verwacht dat je de twee grammatica onderdelen door elkaar gebruikt! 

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
beide mogelijk bij: 
  • de woorden common, cruel, handsome, likely, pleasant, polite, quiet, simple, stupid
    stupid - more stupid - most stupid 
    stupid - stupider - stupidest 
  • woorden met twee lettergrepen eindigend op -le, -er en -ow
    simple - more simple - most simple
    simple - simpler - simplest 
Ook al is beide mogelijk, in deze gevallen wordt meestal 'more' en 'most' gebruikt. Dit omdat de uitspraak van de woorden anders moeilijk wordt. 
!

Slide 3 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Uitzonderingen (zie Reference book p 69) 

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijken
Er zijn ook nog andere manieren van vergelijken: 
  • as ... as - even ... 
    He is as old as I am. 
  • not as ... as / not so ... as - niet even ...
    They are not as smart as they think.
  • the ... the - hoe ... hoe 
    The sooner  the better
  • more and more - steeds ...
    This class will become more and more difficult. 
  • than - dan 
    He is taller than me. 

Slide 5 - Tekstslide

This is the ... part of the lake.
A
deepest
B
most deep

Slide 6 - Quizvraag

She is always dressed in the ... fashion.
A
last
B
latest

Slide 7 - Quizvraag

They played ... last week.
A
badder than
B
worse than
C
more bad than
D
as bad as

Slide 8 - Quizvraag

Could you speak a bit ..., please?
A
slowlier
B
more slowly

Slide 9 - Quizvraag

The hotel was more expensive ... I thought.
A
then
B
than

Slide 10 - Quizvraag

He got up ... than usual.
A
earlier
B
more early

Slide 11 - Quizvraag

She was the ... girl of the class.
A
intelligentest
B
most intelligent

Slide 12 - Quizvraag

I love money, ... (more + good).

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Adjectives: bijvoeglijke naamwoorden
Geeft informatie over een zelfstandig naamwoord. Je kunt vragen 'wat...?'

  • The beautiful house
  • The fast car
  • This book is wonderful.
  • The movie was scary.
  • The eighteen-year-old girl.
  • A seven-minute walk. 
Bijvoeglijke naamwoorden met een getal schrijf je dus met streepjes ertussen. Er wordt dan geen meervoudsvorm gebruikt. 
!
Wat is het huis? - Mooi
Wat is de auto? - Snel
Wat is het boek? - Geweldig 
Wat is de film? - Eng
Wat is het meisje? - achttien jaar oud
Wat is de wandeling? - Zeven minuten lang


Slide 15 - Tekstslide

Adverbs: bijwoorden. Adjective + ly
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord, of over de hele zin. Je kunt vragen 'hoe...?'

  • We did poorly.
  • The incredibly beautiful house. 
  • We did extremely poorly. 
  • Sadly, he was ill during the party. 
Hoe hebben we het gedaan? - slecht
Hoe mooi is het huis? - extreem mooi
Hoe slecht hebben we het gedaan? - heel slecht
Hoe is het dat hij ziek is? - jammer 
Spelling woorden
De standaard regel is:
je maakt het bijwoord door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten. 

Het bijwoord van 'good' is 'well'. 

Slide 16 - Tekstslide

De uitzonderingen 
1. Woorden die al eindigen op -ly 
Woorden zoals friendly, silly, lovely en unlikely zijn – ondanks hun vorm bijvoeglijke naamwoorden. Als ze als bijwoord worden gebruikt, is er een formulering met way of manner nodig.

  • He danced in a lovely way. 
  • They acted in a silly manner. 

Slide 17 - Tekstslide

De uitzonderingen 
2. difficult en impossible 
Van de woorden difficult en impossible bestaan geen bijwoorden. Er zijn andere formuleringen nodig.

  • He managed to walk, but it was with great difficulty. 
  • I can't possibly come visit you next week. 

Slide 18 - Tekstslide

De uitzonderingen 
3. woorden die niet veranderen als bijwoord en dus "allebei" zijn.

  • daily, weekly, monthly, yearly, early, fair, high, low, far, fat, wrong, strange

  • He visits his parents monthly.
  • They work out weekly. 
  • It was a fair game.
  • They played fair. 

Slide 19 - Tekstslide

De uitzonderingen 
4. werkwoorden waarna nooit een bijwoord komt; zintuigelijke werkwoorden en to be.

  • to taste, to look, to feel, to smell, to sound, to be 

  • This looks incredible! 
  • You dinner smells wonderful. 
  • He is extremely nice. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

She walked ...
A
slow
B
slowly

Slide 22 - Quizvraag

They played ...
A
bad
B
badly

Slide 23 - Quizvraag

This idea sounds ...
A
good
B
well

Slide 24 - Quizvraag

He left the room ...
A
quiet
B
quietly

Slide 25 - Quizvraag

She looked very ...
A
happy
B
happily

Slide 26 - Quizvraag

It was a ... summer day.
A
perfect
B
perfectly

Slide 27 - Quizvraag

I ... understand what you mean.
A
perfect
B
perfectly

Slide 28 - Quizvraag

If you work ..., you will pass your exams.
A
hard
B
hardly

Slide 29 - Quizvraag

She made a ... mistake.
A
terrible
B
terribly

Slide 30 - Quizvraag

She is a very ... driver.
A
careful
B
carefully

Slide 31 - Quizvraag

We were working ... (efficient)

Slide 32 - Open vraag

I know them quite ... (goed)

Slide 33 - Open vraag

They spoke ... (quiet) because the baby was asleep.

Slide 34 - Open vraag

... (gelukkig), the weather was nice.

Slide 35 - Open vraag

The ... (extreme) loud bang.

Slide 36 - Open vraag