P1a week 11 les 2

Salut! 
*  woorden les 1,2 chapitre 5
*het werkwoord "aller" aantekening!
*  + voorzetsel "naar"
*oefenen
* huiswerk afmaken/ leren
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Salut! 
*  woorden les 1,2 chapitre 5
*het werkwoord "aller" aantekening!
*  + voorzetsel "naar"
*oefenen
* huiswerk afmaken/ leren

Slide 1 - Tekstslide

de zomer=

Slide 2 - Open vraag

Nous avons une interro?
interro=

Slide 3 - Open vraag

c'est loin?=

Slide 4 - Open vraag

Damien est le fils d'Estelle?
le fils=

Slide 5 - Open vraag

Aantekening 1 chapitre 5 
* le verbe aller= gaan

Slide 6 - Tekstslide

Le verbe ALLER
Je vais                Ik ga
Tu vas                 Jij gaat
Il/elle,on va             Hij/zij/men gaat 
Nous allons      Wij gaan
Vous allez         Jullie gaan, u gaat
Ils/elles vont    Zij gaan
On y va! Kom op, we gaan! 

Slide 7 - Tekstslide

aller + voorzetsel naar
à + le    = au      Je vais au cinéma (au bij mnl woorden)
à + la    = à la    Je vais à la boulangerie (à la bij vrl woorden)         
à + l'     = à l'      Je vais à l' hôtel. (à l' bij klinker of h)
à + les = aux    Je vais aux magasins. (aux bij meervoud) 

Slide 8 - Tekstslide

Let op! 

à + plaatsnaam;
J'habite à Serris= ik woon in Serris
Je vais à Serris= ik ga naar Serris

à = in en naar! 

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen...

Slide 10 - Tekstslide

aller
=
  gaan



Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 11 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Ils ...... en ville.
A
vont
B
vas
C
va
D
vais

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Nous ..... manger.
A
vont
B
va
C
allons
D
allez

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Tu ..... au cinéma?
A
vont
B
vas
C
vais
D
va

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Elle ..... à la maison.

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Je ..... faire du tennis.

Slide 16 - Open vraag

à + lidwoord
Nous allons ..... piscine .
A
au
B
à le
C
à la
D
à l'

Slide 17 - Quizvraag

à + lidwoord
Ils vont ..... école.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 18 - Quizvraag

à + lidwoord
Elle va ..... magasin.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 19 - Quizvraag

Au travail...

In orde maken ; 
chap 5 les 2 ; oef 2,3,7
les 3 oef 2,3,4,8
Klaar? Doe de woordtrainers van les 1,2,3 chapitre 5

Slide 20 - Tekstslide

Les devoirs;

leren woorden les 1,2 en ww aller

Slide 21 - Tekstslide