wisselgeld

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

wisselgeld

Doel van de les

Je leert vandaag: 

- Wat is gepast betalen? 

- Wat is wisselgeld? 

- Hoe geef je wisselgeld?

- Waarom vragen mensen geld bij?

Terugblik:
Wat is gepast betalen?

Instructie

Gepast betalen = het bedrag precies betalen. 

Vaak lukt dit niet, omdat je niet alle munten en biljetten in je portemonnee hebt zitten. 

Wat kun je dan doen?

--> Je geeft meer geld en krijgt wisselgeld.

Wat is wisselgeld denk je?

Instructie

Wisselgeld = geld dat je terugkrijgt als je te veel hebt betaald.

Stel ik koop deze pen.           

Hij kost: €1,00                      Ik betaal met:            Hoeveel geld krijg ik                                                                                             terug?

Oefenen

Ieder tweetal krijgt:                                    Kijk eerst het filmpje:

4 muntjes van 10 cent

3 muntjes van 20 cent

1 muntjes van 50 cent

1 muntje van 1 euro

2 muntjes van 2 euro

1 briefje van 5 euro

Opdracht 1

Leg het wisselgeld op tafel.

Ik koop een ijsje. 

Hij kost: €2,00.             Ik betaal met:                Wat is het wisselgeld?

Opdracht 2

Leg het wisselgeld op tafel.

Ik koop een voetbal. 

Hij kost: €4,60.             Ik betaal met:                Wat is het wisselgeld?

Opdracht 3

Leg het wisselgeld op tafel.

Ik koop een pakje kauwgom. 

Hij kost: €2,80.              Ik betaal met:               Wat is het wisselgeld?

Opdracht 4

Leg het wisselgeld op tafel.

Ik koop een schrijfblok. 

Hij kost: €0,95.             Ik betaal met:                Wat is het wisselgeld?

Instructie

Als iemand bij de kassa de hele dag wisselgeld terug moet geven, dan raakt zijn geld op. 

Daarom vragen ze weleens geld bij. 

GEEN geld bijvragen

De klant moet betalen: €10,50

De klant betaald met: 

Dat kost veel wisselgeld:

WEL geld bijvragen

De klant moet betalen: €10,50

De klant betaald met: 

Nu vraag jij €0,50 bij. Dan heeft de klant €20,50 betaald. 

€20,50 - €10,50 = €10. Dit kost minder wisselgeld: 

Wat vraag je bij?
De klant moet €20,10 betalen.
De klant geeft €30

1. €20
2. niks
3. €0,10
4. €0,30

Wat vraag je bij?
De klant moet €50,60 betalen.
De klant geeft €60

1. €60
2. €0,60
3. €0,50
4. niks

Wat vraag je bij?
De klant moet €80,15 betalen.
De klant geeft €100

1. €0,15
2. €0,20
3. €0,05
4. €0,25

Aan de slag

In je werkboek blz. 80:

Maken opdracht 1, 2 en 3.

Wat hebben we geleerd?

Gepast betalen = 

Wisselgeld =

Waarom vragen mensen geld bij?