Laatste week les 2 en 3

1 / 18
volgende
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Welkom 4v. De laatste lesweek...
Deze lessen:
  • nieuwsquiz
  • Tekst volkskrant lezen en bespreken
  • Oefentoets maken en nakijken
  • inzien uiteenzetting (recensie nog niet nagekeken)

Slide 2 - Tekstslide

Welkom 4v. Lezen en argumenteren

  • nieuwsquiz

Slide 3 - Tekstslide

Welkom 4v. Lezen en argumenteren

  • nieuwsquiz

Slide 4 - Tekstslide

Welkom 4v. Lezen en argumenteren
Uiteenzetting inzien

Slide 5 - Tekstslide

Tekst analyseren:
  1. Nummer de zeven alinea's
  2. Waar stopt de inleiding en begint het middenstuk?
  3. Waar begint het slot
  4. Als je het middenstuk indeelt in drie deelonderwerpen, waar zet je dan de strepen? Verzin ook drie tussenkopjes.
  5. Wat is het tekstdoel? Is dit een uiteenzetting, betoog of beschouwing?
  6. Op welke vaste tekststructuur lijkt dit het meest?
Benoem het tekstverband bij de volgende signaalwoorden:
  1. Alinea 3, regel 1: 'Hoewel ze niet in de buurt komen...'
  2. Alinea 4, derde regel van onderen: '(Meteen) daarna wordt de gewone...'
  3. Alinea 5, tweede regel van onderen: 'Door slechte voeding...'
  4. Alinea 6, regel 1: '..., ook worden...'

Slide 6 - Tekstslide

Oefentoets maken
  1. Maak de oefentoets voor jezelf
    (Laat je niet in de war brengen door opgave 1, het belangrijkste is dat je het standpunt eruit kunt halen)
  2. Helemaal klaar? Haal een nakijkblad
  3. Let bij het nakijken goed op wat je al wel onder de knie hebt en wat je nog niet leren / oefenen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat kun je verwachten op de toets?
  • A: feitelijke of waarderende argumenten? (3 pt)
  • B: blokjesschema's (8 pt) (Noteer de volgende argumentaties in een blokjesschema (zelf tekenen) en benoem het soort argumentatie (opties staan erboven)
  • C geef aan van welk argumentatieschema sprake is in de onderstaande zinnen. (4 pt) (opties staan erboven)
  • D Vragen bij (korte) leestekst 1 (7 pt) (onder andere ook een blokjesschema)
  • E Vragen bij (iets langere) leestekst 2, met tekstfragment. (10 pt)

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor soort vragen kan je verwachten bij leesvaardigheid?
  • Wat is het tekstdoel van deze tekst? (open vraag)
  • Blokjesschema invullen (structuur al getekend)
  • Wat is het onderwerp? (meerkeuze)
  • Noteer een signaalwoord dat *tekstverband* aangeeft.
  • Noteer welk tekstverband de volgende signaalwoorden in de tekst aangeven 
  • Boven welke alinea past het volgende tussenkopje het beste?
  • En inhoudelijke vragen...

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kan je verder oefenen?
Hier kan je verder oefenen met alle onderdelen van argumenteren:
   Cursus 2 Argumenteren § 4 Meer oefenen

Leesvaardigheid gaan we de komende lessen nog oefenen, maar hier kan je zelf ook nog verder oefenen:
   Cursus 1 Meer dan lezen § 8 Meer oefenen


Slide 10 - Tekstslide

1) Teken het blokkenschema (en vul in in volledige zinnen) 2) Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
Tip: let op de signaalwoorden, controleer achteraf met 'want' en 'dus'.
  1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet kijken bij je voetbalwedstrijd. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
  2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die kan je voorkomen door de training langzaam op te bouwen.
  3. Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen,
    want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug
    krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
Klaar? Leren voor de toets of online oefenen in cursus 1 of cursus 2.

want
dus

Slide 11 - Tekstslide

1) Teken het blokkenschema (en vul in in volledige zinnen) 2) Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
Tip: let op de signaalwoorden, controleer achteraf met 'want' en 'dus'.
  1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet kijken bij je voetbalwedstrijd. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
  2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die kan je voorkomen door de training langzaam op te bouwen.
  3. Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen,
    want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug
    krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
Klaar? Leren voor de toets of online oefenen in cursus 1 of cursus 2.

want
dus
  1. Streep de signaalwoorden aan.
  2. Zoek het standpunt.
  3. Welke argumenten houd je over?
  4. Hebben sommige een verband met elkaar? nevenschikkend afhankelijk of onderschikkend?
  5. Teken je blokkenschema, schrijf hierin hele zinnen.
  6. Controleer van boven naar beneden met 'want' en van beneden naar boven met 'dus'.

Slide 12 - Tekstslide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet kijken bij je voetbalwedstrijd.. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.

Slide 13 - Tekstslide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
  • Onderschikkend

Standpunt:  ik ga niet kijken bij je voetbalwedstrijd.
                                                      ^
arg 1                     Ik heb helemaal geen tijd
                                                      ^
Sub.arg 2           Mijn vader heeft mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan
                                                      ^
Sub.arg 3           We gaan volgende week kamperen

Slide 14 - Tekstslide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je wilt immers blessures voorkomen en die voorkom je door de training langzaam op te bouwen.

Slide 15 - Tekstslide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die voorkom je door de training langzaam op te bouwen.
  • Nevenschikkend met afhankelijke argumenten

                 Standpunt: Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon
                                                                                 ^
arg1  je bent gevoelig voor blessures    +       arg2 Blessures voorkom je door de                                                                                                                                              training langzaam op te bouwen.


Slide 16 - Tekstslide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.





Slide 17 - Tekstslide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
  • onder- en nevenschikkend
                                               Standpunt: Ik vind de e-bike een goede uitvinding
                                                  ^                                                 ^                                                      ^   
  Je kunt de e-bike overal opladen           Je hebt dan geen fileproblemen   Je kunt langere 
                                              ^                                                    ^                                                   afstanden afleggen
 Er zijn overal oplaadpunten geplaatst     Je kunt overal langsrijden         Je krijgt een dûwtje in de                                                                                                                                                                                 rug




Slide 18 - Tekstslide